Universiteitsraad verdeeld over rapportage Berenschot

| Redactie

De UR is er niet in geslaagd een gezamenlijk standpunt te bepalen inzake de Berenschotkwestie. Waar met name de KPS een tamelijk radicale houding inneemt, denkt de studentenfractie UReka wat gematigder. UReka-voorzitter Bjorn Prevaas: 'Jammer, maar niet erg. Het gaat erom dat alle partijen een constructieve houding aannemen.' UR-voorzitter Dick Meijer: 'Ik heb het idee dat het personeel zich wat a

De UR is er niet in geslaagd een gezamenlijk standpunt te bepalen inzake de Berenschotkwestie. Waar met name de KPS een tamelijk radicale houding inneemt, denkt de studentenfractie UReka wat gematigder. UReka-voorzitter Bjorn Prevaas: 'Jammer, maar niet erg. Het gaat erom dat alle partijen een constructieve houding aannemen.' UR-voorzitter Dick Meijer: 'Ik heb het idee dat het personeel zich wat assertiever opstelt dan de studenten.' Ook hij vindt het jammer dat er geen overeenstemming is. 'De UT-gemeenschap kan wel een helder en gezamenlijk standpunt gebruiken.'

Hieronder de standpunten van de personeelsgeleding in de Universiteitsraad en UReka.

Standpunt personeelsgeleding UR

Hartslag. Het college weigert de discussienota van decanen en WD's over de uitwerking van het bestuursmodel openbaar te maken, hoewel de volstrekte eensgezindheid van CvB en MT werd benadrukt. Eensgezindheid waarover blijft vooralsnog onduidelijk. Het is opmerkelijk dat nergens de resultaten van het werk van de Taskforce of de klankbordgroep tastbaar zijn gemaakt. Een medezeggenschapsraad kan zijn hoofdtaak, instemmen met de hoofdlijnen van beleid, niet goed uitoefenen als zij niet tijdig geïnformeerd wordt over en niet betrokken wordt bij ideeën en discussie rond bestuur en organisatie. Het voorleggen van een in managementkringen uitgekauwd stuk is voor de UR geen acceptabele werkwijze.

Berenschotbezuinigingen. De discussie in het UR-overleg van 5 september ging slechts over de noodzaak van bezuinigingen i.v.m. de OBP-WP ratio. Er werd medegedeeld dat gekozen was voor de 'maximumvariant' (alleen in kwantitatieve zin) en er werd een projectprocedure gepresenteerd die in december tot de keuze van bezuinigingen ten bedrage van 30-35 miljoen moet leiden. Gevraagd naar de inhoudelijke voorstellen, die de haalbaarheid van ruim 30 miljoen (extra) bezuinigingen (maximumvariant) op zijn minst aannemelijk maken, werd gezegd dat deze er niet waren. Na lezing van het inmiddels vrijgegeven Berenschot-rapport blijkt dit in ieder geval deels waar te zijn: naast ruim 10 miljoen %makkelijke" bezuinigingen blijkt ruim 20 miljoen aan bezuinigingen gebaseerd te zijn op een rekentechnische exercitie van Berenschot die op zijn minst speculatief en slecht onderbouwd genoemd kan worden. Bovendien legt Berenschot het begrip 'groot draagvlak' (voor de maximumvariant) bijzonder eng uit: het gaat hier om door het CvB benoemde personen van management en staf, die door het CvB gevraagd zijn om aan de conferenties deel te nemen. Draagvlak voor een dergelijke bezuinigingsoperatie is zeker gewenst, maar dan wel draagvlak in brede zin. Om aan de Berenschot-normen te voldoen is privatisering van zoveel mogelijk dienstverleningstaken de voor de hand liggende oplossing. Daarbij zou de verlaging van de OBP-WP ratio wel eens duur kunnen uitvallen, gemeten in kosten of kwaliteit van de dienstverlening. Een belaangrijk besluit als de keuze voor de maximumvariant zou het college ter instemming moeten voorleggen aan de UR. Daarentegen heeft het college aangegeven een tussentijdse bespreking van het stuurgroepwerk niet nodig te vinden, terwijl deze wel in de planning van de stuurgroep blijkt te zitten.

Toetsen aan het Hartslagkader, zoals in het Berenschotrapport wordt aanbevolen, vereist dat het kader eenduidig staat opgeschreven: dat kader zou de UR dan ook gaarne op korte termijn ontvangen.

Vastgoed. De UR heeft altijd vooropgesteld dat financiële haalbaarheid vanhet hele plan, beperking van de overlast voor het primaire proces en een goede prioriteitstelling van essentieel belang zijn voor de beoordeling van de uitvoering van het masterplan. Bij elk project dat aan de UR wordt voorgelegd zou aan deze criteria getoetst worden. De presentatie van fase 2b is daarom teleurstellend en slechts een nadere invulling van 'boekje 3'.

%Zicht op financiële haalbaarheid ontbreekt, blijkens de zachtheid van de bezuinigingsplannen. Zelfs als de bezuinigingen haalbaar en draaglijk blijken, zal een deel gebruikt moeten worden om het structurele tekort op de begroting weg te werken.

%Prioriteitstelling: TWRC is het minst urgente gebouw dat gerenoveerd moet worden en na 2b zijn alle diensten optimaal gehuisvest i.t.t. de faculteiten.

%Overlast primaire proces: T&M wordt een tweede verhuisoperatie binnen twee jaar opgedrongen, TW wordt geconfronteerd met 2 verhuizingen en langdurige, tijdelijke en krappe huisvesting. De eenheden zijn nog niet geïnformeerd.

Het begrotingsbod 2002 geeft een vreemd beeld dat strijdig is met de focus op het primaire proces in Hartslag: de diensten krijgen volledige prijs- en looncompensatie en meer dan 5 miljoen extra; budgetten voor centraal beleid blijven ondanks alles haast autonoom stijgen (1.5 miljoen boven op de compensatie); en de faculteiten leveren meer dan 10 procent in.

Een nieuwe opleiding geneeskunde zou natuurlijk zeer interessant zijn voor de UT en zou de aard van de UT wezenlijk veranderen, maar het aanbod om daarmee op korte termijn te beginnen roept de vraag op hoe we personeel en financieel een dergelijke opleiding op een goede manier van de grond zouden kunnen trekken. Het is ook een breuk met het beleid om opleidingen in te stellen waarvoor we de know-how grotendeels in huis hebben.

Gezien de beleidsonderwerpen die in bovenstaande de revue zijn gepasseerd, lijkt het verstandig enerzijds zaken die op korte termijn om besluitvorming vragen snel ter hand te nemen en o.m. met de UR te bespreken en anderzijds enige tijd te nemen om voor, bijvoorbeeld, grote investeringen tot zorgvuldige besluitvorming te komen:

Voorstellen:

-Het CvB maakt op korte termijn een concept-bestuursmodel bekend als resultante van de Hartslagdiscussie en na een UT-discussie in den brede vindt hierover binnen een half jaar besluitvorming plaats.

-Op korte termijn dient er een goede analyse te komen van de noodzaak en wenselijkheid van dienstverleningstaken en van de organisatie ervan, zoals Berenschot adviseert. De stuurgroep stelt een tussenrapport op dat in den brede besproken wordt, alvorens meer definitieve keuzes worden gemaakt. Tevens kunnen dan de zogenaamde quick-wins worden gepresenteerd en voor zover mogelijk vindt daarover besluitvorming plaats. Dat alles zonder financiële randvoorwaarde à 35 Mf vooraf en in goed overleg met de medezeggenschap.

-Het CvB formuleert een beleid t.a.v. privatiseren, uitbesteden e.d. en formuleert vervolgens welke delen van de dienstverlening al dan niet in eigen beheer gehouden worden op basis van o.m. de criteria uit dat beleid.

-Besluitvorming omtrent de volgende fase (2b) van het masterplan wordt uitgesteld, o.m. vanwege onduidelijkheid omtrent de financiële dekking van het masterplan en de gewenste faculteitvorming.

-Om het evenwicht in de begroting te herstellen pleegt het college een aantal aanpassingen:

*Na bestudering van het effect van de operatie Bezuinigingen 30 Mf (advies Berenschot) en van de ontwikkelingen op het taakgebied van de diensten, wordt het budget van de diensten naar beneden bijgesteld, waarbij het college aangeeft welke taken (nog) niet of op een lager niveau moetenworden uitgevoerd.

*Het CvB schrapt de voorziening voor sabbatical leave voor CvB-leden

*De centrale stimulering wordt niet opgehoogd met 1.5 Mf, maar er wordt een duidelijke prioriteit gelegd bij het starten van de nieuwe opleidingen

*De voorziening voor reorganisaties wordt teruggebracht naar een veel lager niveau (Berenschot acht bijvoorbeeld 2-3 miljoen per jaar voldoende).

*De van Rijngelden worden normatief verdeeld onder voorwaarde dat eenheden de besteding kwantificeren volgens de (deels nog onbekende) ministeriële richtlijnen.

*Na het najaarsoverleg wordt het (restant) beleidsreserve normatief verdeeld.

*Er vindt een heroverweging van de besteding van de voorziening 60 miljoen plaats: waar mogelijk vindt bijstelling van uitgaven voor major-minor, seniorenregelingen en impuls onderzoek naar beneden plaats.

*Bovengenoemde wijzigingen dienen in ieder geval te leiden tot een begroting waarbij niet op overig onderzoek bezuinigd wordt, in afwachting van de formulering van het onderzoekbeleid.

-Met het instellen van nieuwe opleidingen wordt gewacht totdat er duidelijkheid is over kosten en ruimte voor de nodige investeringen èn over een efficiëntere organisatie van het onderwijs, zoals voorgesteld tijdens de conferenties. Daarbij wordt nadrukkelijk de optie van gezamenlijke propedeuses en verdere programmaonderdelen van verwante opleidingen betrokken, alsmede de inbedding van die opleidingen in bredere facultaire organisaties, afgewogen tegen de opzet brede bachelors, die didactisch, financieel en organisatorisch een grote separate en inefficiënte inspanning vergen.

Reactie Ureka: Onrust binnen de Universiteit Twente

Het College van Bestuur heeft het personeel en de studenten van de Universiteit Twente de afgelopen maanden op diverse wijzen duidelijk gemaakt, dat de universiteit de komende tijd een aantal ontwikkelingen te wachten staan. Deze ontwikkelingen zullen een niet geringe impact hebben op het functioneren en het welzijn van zowel personeelsleden als studenten.

Als nieuwe en grootste studentenpartij binnen de Universiteitsraad zetten wij graag enkele van deze ontwikkelingen op een rij en geven onze ideeÙn hierover. Wij doen dit in het licht van de ongerustheid, die is ontstaan onder personeel en studenten. Als vertegenwoordiger van beiden is het een taak van de Universiteitsraad, en dus ook van UReka, om een brug tussen hen en het universitaire management te vormen.

De twee belangrijkste ontwikkelingen vloeien voort uit de memo's 'Hartslag' en het rapport 'Berenschot'. Onder de noemer 'Hartslag' poogt het College van Bestuur een aanzet te geven tot de ontwikkeling van een nieuw universitair bestuursmodel. Het rapport van adviesbureau Berenschot betreft een onderzoek naar de mogelijkheden om financiële middelen vrij te maken binnen de universiteit 'ter realisering van de ambities van de universiteit'.

Deze ambities betreffen onder meer een versterking van de processen onderwijs en onderzoek, en de renovatie van het universitaire gebouwenbestand. Voor de realisering daarvan is gekozen voor de 'maximumvariant' bezuinigingen van 30 à 35 miljoen gulden op jaarbasis, waarvoor volgens het College van Bestuur groot draagvlak bestaat onder het management.

Duidelijk is dat beide ontwikkelingen een behoorlijke impact zullen hebben op het wel en wee van en binnen de universiteit. Voor meerdere geledingen binnen de universiteit, met name vertegenwoordigd door het personeel op de werkvloer, geldt echter dat er onvoldoende duidelijkheid bestaat over derichting die deze ontwikkelingen de universiteit uit zullen doen gaan. Over de mate van impact die zij zullen verkeren zijn zij eveneens in het ongewisse.

Het gevoel van overeenstemming tussen het management en het College van Bestuur wordt onvoldoende gedeeld door met name eerdergenoemde werkvloer. Het vooruitzicht op mogelijk ontslag, werkdrukverhoging of bezuinigingen op onderwijs en voorzieningen is voor werknemers en studenten een verre van prettige gedachte. Het idee dat hierover onvoldoende of inadequaat gecommuniceerd wordt, maakt dit vooruitzicht echter grimmiger dan naar ons idee nodig is.

De Universiteitsraad neemt zijn hoofdtaak, beoordeling van hoofdlijnen van beleid, serieus en wil hieraan een goede invulling geven. Daarvoor is het wel nodig dat zowel zijzelf, alsook andere belanghebbenden tijdig en adequaat geïnformeerd en geraadpleegd worden. Reeds langere tijd gebeurt dat echter in onvoldoende mate.

Naar ons idee liggen persoonlijke vetes en belangen tussen management en medewerkers hieraan ten grondslag. Het gehele proces wordt daarmee meer dan gefrustreerd. Onze oproep aan allen die betrokken zijn bij dit proces is, om te proberen beide voor een moment aan de kant te zetten en in open communicatie en discussie samen te werken aan de toekomst van de Universiteit Twente.

Iuncta iuvant

Namens UReka, Björn Prevaas voorzitter

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.