Het Rathenau Instituut is een onafhankelijk orgaan dat de invloed onderzoekt van wetenschap en technologie op de samenleving. Het is de eerste keer dat het `Feiten en Cijfers' publiceert. De werfkrachtindicator van het instituut geeft aan in welke mate universiteiten erin slagen om middelen uit de tweede en de derde geldstroom te verwerven. De wetenschappelijke werfkracht is de verhouding tussen de binnengehaalde tweede geldstroom (geldbronnen als NWO, STW en FOM) en de ontvangen eerste geldstroom vanuit het ministerie van OCW. Dit geeft aan hoe goed de universiteit is in het verkrijgen van onderzoeksgelden. De UT neemt in het veld van veertien universiteiten de koppositie in. `We halen meer tweede geldstroomgeld binnen dan welke universiteit ook', reageert Zijm. Het succes verklaart de rector door de keuzes die de UT medio jaren negentig maakte op onderzoeksgebied. Ze bundelde al haar onderzoek in de (wat toen nog heette) speerpuntinstituten MESA+, BMTI, CTIT, IMPACT en later IGS en IBR. `Die focus en massastrategie werpt nu haar vruchten af. Andere universiteiten zijn veel later begonnen met het maken van keuzes in onderzoek.'
Bij wat het Rathenau Instituut noemt maatschappelijke werfkracht gaat het om de derde geldstroom, middelen dus vanuit het bedrijfsleven en Brussel. De UT neemt hier een derde plek in, na Eindhoven en Wageningen. Ook dat noemt Zijm een `fantastische prestatie'. `Het is logisch dat een universiteit als Wageningen, die sterk is gefocust op de landbouwsector, meer gelden uit het bedrijfsleven en de EU weet te vergaren. En Eindhoven zit natuurlijk in een sterke industriële regio. In dat licht is de derde plek van de UT, in deze minder industriële regio, uitstekend. Ik vind het treurig dat Delft, met allerlei bedrijven om zich heen in de Randstad, zo laag scoort.' CvB-voorzitter Flierman beschouwt de Rathenau-cijfers als een nationale ranking waarin de UT excellent scoort. `Het toont aan dat we met onze strategie op de goede weg zitten. In onze profilering naar buiten toe gaan we dit zeker uitbaten.'
Het rapport Feiten en Cijfers vergelijkt ook het Nederlandse onderzoek met andere landen. Zo besteedt Nederland 0,5 procent van zijn Bruto Binnenlands Product aan wetenschappelijk onderzoek. Daarmee neemt Nederland een achtste plek in. Vooral de Scandinavische landen en Zwitserland en Oostenrijk scoren beter.
Het rapport staat online op www.rathenau.nl