Minister Plasterk heeft vertrouwen in de manier waarop de universiteiten inzage gaan geven in de nevenfuncties van wetenschappelijk personeel en van bijzondere hoogleraren.
De bewindsman reageert op een brief die hij op 3 september kreeg van VSNU-voorzitter Noorda. Die erkent dat er maatschappelijke behoefte is aan bewijzen van de onafhankelijkheid van de wetenschapsbeoefening aan de Nederlandse universiteiten. Zij zullen daarom websites gaan aanbieden met profielpagina’s van alle hoogleraren en onderzoekers. Die vullen zelf in welke voor de wetenschap relevante nevenfuncties ze hebben.
De categorie van bijzonder hoogleraren vraagt volgens de VSNU om een eigen benadering. Zij zijn immers niet in dienst van de universiteit, maar van een rechtspersoon die het onderzoek in bepaalde wetenschapsgebieden wil bevorderen. De universiteiten waar zij werken “zullen ofwel een lijst op hun website publiceren, waarin de leerstoel, de rechtspersoon, de financieringsbron en de hoofdfunctie van de betreffende hoogleraar staan vermeld ofwel steeds de hoofdfunctie van de desbetreffende hoogleraar publiceren”.
De VSNU vraagt begrip voor het feit dat het nog enige tijd zal kosten voordat de gevraagde gegevens van het wetenschappelijk personeel volledig zijn. Aan het eind van dit jaar zal ze rapporteren over de vorderingen.
Minister Plasterk laat weten dat de door hem gevraagde transparantie voldoende gewaarborgd lijkt. Wel tekent hij aan dat de informatie op de websites waar de nevenfuncties vermeld worden, eind dit jaar zo goed als volledig moet zijn.
De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen pleit al langer voor volledige openheid over nevenfuncties. Als een longkankeronderzoeker in een wetenschappelijk tijdschrift publiceert, moet hij tenslotte ook melden of hij wordt betaald door een sigarettenfabrikant. Sommige universiteiten achtten deze openbaarheid in strijd met de privacywetgeving.
Een artikel in de Volkskrant, waarin stond dat bijna een kwart van de hoogleraren aan Nederlandse universiteiten wordt gesponsord door bedrijven en instellingen, gaf minister Plasterk dit voorjaar het laatste duwtje.
Hij vroeg de universiteiten uiterlijk 1 augustus bekend te maken hoe zij de financiering van bijzondere leerstoelen openbaar gaan maken.
HOP, Hein Cuppen