Europese onderwijsministers moeten niet denken dat het bachelor-masterstelsel al af is. De gewenste uniformiteit is nog ver te
zoeken: studenten die elders in Europa aan de slag willen, krijgen nog vaak te maken met extra eisen.
Voorzitter Karl Dittrich van accreditatieorganisatie NVAO waarschuwde gisteren tijdens de dies natalis viering van de Open Universiteit voor de zwakke plekken in het bachelor-masterstelsel. Daarbij verwees hij naar recente problemen met België dat onder meer de kortere Nederlandse psychologieopleiding niet wil erkennen. “Als de Europese integratie al niet tot stand kan komen tussen aangrenzende landen met elk goed hoger onderwijs, hoe moet dat dan in de rest van Europa?”, vroeg hij zich af.
Vooruitlopend op de stelselevaluatie die minister Plasterk dit najaar naar de Tweede Kamer stuurt, wees Dittrich bovendien op de gebrekkige mobiliteit van studenten binnen Nederland. Er zijn er maar heel weinig die na afronding van hun bacheloropleiding switchen van instelling, de wo-bachelor wordt niet als een voltooide opleiding beschouwd maar als een halffabrikaat, en vooral de universiteiten zijn nog altijd louter ingericht op de 18-jarige vwo’er die zich meldt voor een vierjarige voltijdopleiding.
Het hoger onderwijs zou zich volgens hem veel meer moeten richten op studenten uit het mbo, op ouderen en op niet-westerse allochtonen. En die vragen om meer maatwerk. “Anders verliezen we in elk geval grote groepen allochtone studenten, en bieden we de laatbloeiers onvoldoende mogelijkheden. Die groepen zijn essentieel om de gewenste verhoging van het opleidingsniveau in Nederland te bereiken.”
De Open Universiteit speelt bij het aanboren van dat potentieel een belangrijke rol, vindt Dittrich, die de afstandsinstelling een pluim gaf voor het initiatief om ook tot een ‘Open Hogeschool’ te komen.
Maar de OU kan nog beter: wat Dittrich betreft opent de Heerlense instelling binnenkort een sterke nevenvestiging in de Randstad. “De onderwijsproblematiek in grote delen van de Randstad is onvergelijkbaar veel groter en complexer dan die van Limburg”, hield hij de instelling voor. “Men moet deze problematiek ervaren en ondergaan om een effectieve bijdrage te kunnen leveren aan de oplossing ervan.”
HOP, Thijs den Otter
