Bob Dirks: ...jongensdroom… Foto: UT-Nieuws |
Het is niet zomaar een droom die Bob koestert. Van kinds af aan was hij geïnteresseerd in sterren, manen en planeten. Na zijn middelbare school verliet hij het Noord-Limburgse gehucht Ven-Zelderheide, nabij Gennep, om in Enschede technische natuurkunde te gaan studeren. Tijdens een stage aan de universiteit van Genève stond hij opeens met detectoren van satellieten in zijn hand. `Ik dacht, wauw! Dat was het moment dat ik er bewust voor koos te proberen astronaut te worden.'
Sindsdien staat zijn hele carrière in het teken van die droom. Nog tijdens zijn studie bezocht Bob ruimtevaartcongressen waar wetenschappers hun onderzoek presenteren. In 2002 studeerde hij af in de hogere energiefysica. Vervolgens werkte hij een jaar bij het Nikhef (nationaal instituut voor subatomaire fysica) in Amsterdam, tot er een interessante bipromotie voorbijkwam aan de Parijse Université Denis Diderot in samenwerking met de UT. Vier jaar lang deed Bob onderzoek naar detectoren voor satellieten die röntgenstraling kunnen meten.
Sinds 2007 werkt de TN-alumnus als instrument scientist bij SRON, het Netherlands Institute for Space Research, in Utrecht. Ook hier ontwikkelt en test hij detectoren die röntgenstraling van bijvoorbeeld supernovae, ontploffende sterren, kunnen opvangen. `Ons doel is antwoord te vinden op fundamentele vragen. Alle materie waaruit wij bestaan, komt uit geëxplodeerde sterren. Door een foto te maken van een ontploffende ster, kunnen we onderzoeken waar die stoffen vandaan komen, en misschien komen we meer te weten over hoe de Aarde is ontstaan.'
In een van de SRON-laboratoria legt hij uit hoe de detectoren werken. `Op deze chips zitten pixels die röntgenfotonen, lichtdeeltjes van röntgenstraling, kunnen opvangen', wijst Bob aan. `Hierdoor warmt een weerstandje iets op en kun je de energie bepalen van de straling. Alle pixels samen maken het mogelijk een foto te maken van de ontploffende ster.' De detectoren werken op een temperatuur die iets boven het absolute nulpunt van 0 Kelvin (-273,15º C) ligt. Bob: `Het materiaal van de weerstand die we gebruiken, een supergeleider, heeft daar namelijk een omslagpunt. Een kleine verandering in temperatuur zorgt dan voor een grote verandering van weerstand. Hierdoor kunnen we bij deze lage temperaturen heel nauwkeurig de energie van de straling bepalen.'
Op het moment van het interview staat de opstelling waar SRON de detectoren in test even stil. Met een wirwar van draadjes en chips, is het een fraai stukje techniek. Er kan nog wat gesleuteld worden, maar de volgende dag verdwijnen de detectoren weer in de enorme koelinstallatie voor een nieuwe serie testen.
`Wat ik zo leuk vind aan dit werk, is dat alle dingen die ik bij technische natuurkunde heb geleerd, van elektronica tot hogere energiefysica, hier terugkomen. Alle facetten komen aan bod', aldus Bob. De detectoren waaraan hij werkt, bevinden zich nog in een ontwikkelstadium. `Dit is de leukste fase', vindt de alumnus. `Dan begrijp je nog niet alles en kun je nog knutselen en spelen.'
Als alles goed verloopt, gaat in 2020 een satelliet met Bobs detectoren de ruimte in. `Het is wel eens frustrerend dat die datum zo ver weg ligt. Tegen de tijd dat de satelliet wordt gelanceerd, werk ik hier waarschijnlijk niet meer. Ik ben nog jong en wil me niet nu al voor zoveel tijd vastleggen. Bovendien heb ik heel andere plannen', vertelt Bob glimlachend.
Bevlogen vertelt Bob over zijn werk, maar zijn toon wordt nog enthousiaster als zijn grote droom ter sprake komt. Hij wil astronaut worden. `Sinds 1992 heeft de ESA geen nieuwe astronauten geworven. De ruimtevaarders die er nu zijn, worden te oud. In juni van dit jaar is er een nieuwe selectieprocedure gestart.' Sindsdien moet Bob geregeld allerlei psychologische, cognitieve, motorische en medische testen ondergaan. Over de inhoud mag hij helaas weinig vertellen; hij heeft een geheimhoudingsplicht. Door twee keer per week te roeien blijft hij in conditie. `Meer is niet nodig, je hoeft geen topsporter te zijn', weet Bob. `Het belangrijkste is gezond te blijven. En ik pas een beetje op met alcohol.'
In totaal hebben er bijna negenduizend mensen uit heel Europa zich aangemeld voor de sollicitatieprocedure. Na de eerste selectie vielen er zo'n achtduizend af en na een volgende ronde zijn er op dit moment nog 192 mensen in de race. `Ik vind het nu al bizar. Ik heb meer dan twee procent kans dat ik astronaut word, terwijl je als kind denkt dat die kans een op de miljoen is. Hier heb ik jaren naar toegeleefd. Nu ik er middenin zit, is dat heel bijzonder.'
In april 2009 blijven er nog vier gelukkigen over die daadwerkelijk astronaut worden. `Mijn wereld vergaat niet als ik eerder afval, ik ben al heel erg trots dat ik zover ben gekomen.' Een aantal malen vroeg Bob tips aan een van zijn helden, astronaut André Kuipers. Die verzekerde hem dat hij dankzij zijn wetenschappelijke ervaring in ieder geval op de goede weg zit. Bob: `Dat was wel een opsteker, ja.'
`Ik ben heel nieuwsgierig, daarom ben ik ook natuurkunde gaan studeren. En ik vind het heel belangrijk dat wij als de mensheid het heelal exploreren', vertelt de alumnus over zijn motivatie om de ruimte in te gaan. `Je kunt als onderzoeker wel alleen naar de Aarde kijken, maar de Aarde is niet veel meer dan een heel klein bolletje in een veel groter geheel. Ik wil als wetenschapper de ruimte ontdekken. Het lijkt me bovendien geweldig om gewichtsloosheid te ervaren.'
`Bemande ruimtevaart beschouw ik niet als fundamentele wetenschap', vervolgt Bob. `Dat kun je veel beter met satellieten of ruimterobots doen. Maar je plaveit wel de weg voor verder onderzoek, en dat is erg belangrijk. Daarnaast is ruimtevaart een politiek bindmiddel. Satellieten zijn zo extreem duur, daar moeten landen wel bij samenwerken. Als astronaut word je bovendien het gezicht van de ESA. De meeste tijd verblijf je op Aarde en ben je betrokken bij allerlei experimenten, je doet trainingen en je treedt naar buiten toe richting internationale organisaties en het grote publiek. Heel afwisselend en daarom lijkt astronaut me echt dé ultieme baan!'
Het liefst zou Bob, als het zover komt, naar de maan gaan. `Er bestaan plannen om in de toekomst een maanbasis op te bouwen. Het lijkt me heel erg tof om daar bij betrokken te zijn. De maan is iets onaantastbaars, een object dat we alleen uit verhalen en liedjes kennen. Ik ben te jong om het live te hebben gezien, maar als ik terugkijk naar beelden van de eerste man op de maan, vind ik dat nog steeds bijzonder.'
Op de maan staat Bob echter nog lang niet. Mocht hij in april inderdaad een van de vier gelukkigen zijn die de selectie van de ESA hebben doorstaan, dan gaat hij sowieso niet voor 2012 de lucht in. `Eerst volgt er een training van twee jaar waarin je wordt opgeleid tot astronaut. Daarna ga je pas voor een specifieke missie trainen. Als die er tenminste aan zit te komen. Want astronaut zijn betekent vooral veel wachten', weet Bob.
`Dat vertelde André Kuipers mij ook. Volgens hem moet een astronaut over veel geduld en doorzettingsvermogen beschikken. Het grootste deel van de tijd ben je op Aarde en moet je wachten. Maar als je eenmaal in die raket zit, zei Kuipers, begrijp je waarvoor je het allemaal hebt gedaan. Dat moet een geweldig moment zijn.'