In tegenstelling tot andere wereldranglijsten kijkt het Leidse onderzoeksinstituut CWTS in zijn ranking alleen naar citatiescores: het aantal verwijzingen in de wetenschappelijke publicaties van anderen. De gedachte daarachter is eenvoudig: als een wetenschappelijke publicatie belangrijk is, zal iedereen ernaar verwijzen. Als het artikel weinig waard is, zakt het al snel weg in de vergetelheid. De meeste wetenschappers citeren Amerikaanse collega’s, blijkt uit de ranglijst.
‘Het gaat daarbij vooral om technische en medische vakgebieden’, zegt directeur Paul Wouters van het CWTS. ‘We analyseren het wereldwijde web of science, de database met internationale wetenschappelijke tijdschriften. Hoe goed de geesteswetenschappen of rechtsgeleerdheid ook zijn, een universiteit profiteert daar nauwelijks van in deze ranking.’
In de Leidse ranking is Leiden zelf de beste Nederlandse universiteit. Is dat niet ‘wij van wc-eend adviseren wc-eend’?
‘Zeker niet. Het is volgens mij de eerste keer dat Leiden bovenaan staat. Vorig jaar was het Twente. We zijn volstrekt onafhankelijk, soms tot irritatie van het college van bestuur. Je moet trouwens niet te veel waarde hechten aan de precieze volgorde in de ranking van Nederlandse universiteiten, want de verschillen zijn heel klein. Het hangt er sterk van af welke indicator je kiest.’
Hoe zou je dan ook kunnen kijken?
‘De Universiteit Utrecht publiceert de meeste wetenschappelijke artikelen. Ook worden de artikelen van Utrecht gemiddeld het meest geciteerd, maar dat komt vooral door één extreem veel geciteerd artikel. Wij kijken liever hoeveel artikelen van de universiteiten bij de tien procent meest geciteerde artikelen horen. Dat corrigeren we voor de vakgebieden. We vegen citaties binnen de wiskunde en medische wetenschappen niet op een hoop, want in het ene vakgebied citeren ze meer dan in het andere.’
Tilburg komt niet in de lijst voor.
‘Dat is een beetje oneerlijk, maar we tellen pas vanaf een bepaald aantal publicaties. Tilburg is te klein. We overwegen wel om daar verandering in te brengen.’
HOP, Bas Belleman