Meer vertrouwen in de wetenschap, maar niet bij iedereen

Nederlanders hebben gemiddeld iets meer vertrouwen in de wetenschap dan drie jaar geleden, blijkt uit een rapport van het Rathenau Instituut. Wel lopen de waarderingen steeds verder uiteen.

Elke drie jaar bevraagt het Rathenau Instituut Nederlanders over hun vertrouwen in onder meer de wetenschap, de rechtspraak, media en de regering. Op een schaal van 1 tot 10 geven burgers de wetenschap dit jaar gemiddeld een 7,53. Dat is een lichte stijging ten opzichte van de 7,42 in de vorige meting van 2021.

In vergelijking met andere Nederlandse instituties is dit vertrouwen groot. De rechtspraak scoort een 6,60, kranten een 5,65 en de televisie een 4,83. De regering staat onderaan de ladder met een waardering van slechts 4,33.

Beïnvloedbaar

Opvallend genoeg is het aantal mensen met heel weinig vertrouwen in de wetenschap (een 5 of lager) flink toegenomen, van 9,5 in 2021 naar 14,6 procent nu. Deze groep maakt zich vaak zorgen over beïnvloeding van de wetenschap, met name door bedrijven en instanties die meebetalen.

Dat het gemiddelde toch is toegenomen komt vooral doordat ook het aantal positieve oordelen steeg: 34,1 procent gaf de wetenschap een 9 of een 10, tegen 20,6 procent in 2021.

De oordelen hangen volgens het Rathenau Instituut vaak samen met opleidingsniveau, leeftijd en politieke voorkeur. Ook verschillen ze per onderwerp: onderzoek naar gezondheid blijkt vertrouwenwekkender dan onderzoek naar ongelijkheid en discriminatie.

Duitsland

In veel ontwikkelde landen blijft het vertrouwen in de wetenschap vrij stabiel. Duitsland is daarop een opvallende uitzondering: daar daalt het vertrouwen juist. In 2021 gaf 61 procent van de Duitse burgers aan vertrouwen te hebben in de wetenschap, maar in 2024 was dit nog maar 55 procent.

 

 

 

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.