Nieuw betaalsysteem studenten lijkt duurder dan dat het is

| Stan Waning

Door nieuwe wet- en regelgeving wisselde de UT recent van studentenbijbaansysteem. Kosten die eerder centraal werden gedragen, liggen nu op het bordje van de eenheden. Dat zorgde voor onduidelijkheid en aanpassingsproblemen, zo bleek woensdag in de universiteitsraad. HR-directeur Hans Oeloff vertelt over de nieuwe situatie.

In totaal hebben ‘een paar duizend’ studenten een bijbaan ergens op de UT.

Het grootste verschil tussen het oude UT-Flex en de nieuwe situatie: een scherp onderscheid tussen student-assistenten en oproepkrachten. In totaal hebben ‘een paar duizend’ studenten een bijbaan ergens op de UT. Twee derde van die groep is student-assistent, het overige deel oproepkracht. Payrollbureau Driessen regelt sinds kort de administratie en uitbetaling van de oproepkrachten.

De relatief nieuwe Wet Arbeidsmarkt in Balans bepaalt dat een werkgever – de UT in dit geval – studenten met een bijbaan na twaalf maanden een vast aantal uren moet bieden. ‘Dat risico kunnen en willen wij niet dragen. Driessen neemt dat risico over en dat zit in het tarief verwerkt’, aldus Oeloff.

‘Een mythe’

Hoeveel die tarieven zijn gestegen? De percentages vlogen woensdag in het rond tijdens de Uraad. Bij de ene afdeling leken de kosten met vijftig procent gestegen, op de andere eenheid was sprake van een stijging van tachtig procent en weer een ander sprak van een verdubbeling. ‘Dat laatste is een mythe’, reageerde raadsvoorzitter Herbert Wormeester droog.

Volgens Oeloff kloppen die laatste percentages inderdaad niet. ‘Het is helder dat deze constructie duurder is dan de oude, want het ligt in externe handen. Bovendien ging het minimumloon al van tien naar veertien euro per uur.'

Nabetaling

De crux zit hem volgens Oeloff in het volgende: veel kosten van studentenbijbanen, zoals sociale lasten, werden eerder centraal gedragen, terwijl dat bedrag nu verwerkt is in de tarieven en bij gebruikers op het bordje ligt. Die kosten zijn nu ook zichtbaar op de factuur. Oeloff noemt de nabetaling van 2,3 miljoen euro, die de UT vorig jaar aan flexwerkers achteraf moest uitbetalen, een voorbeeld van centrale kosten. ‘Maar die zijn dat nu niet meer.’

Vorig jaar oktober hielden we rekening met een kostenstijging van zo’n dertig procent. Op UT-niveau klopt dat ook. Voor eenheden zitten we opgeteld op zo’n vijftig procent, dat is inclusief de opslag die je eerder ook betaalde, maar toen niet op de factuur zag. De verwarring snap ik overigens goed.’

Oeloff geeft aan dat HR vooralsnog niet te maken kreeg met veel klachten. ’De systemen werken goed en snel. Soms komt een student niet verder, maar vaak ontbreken er dan gegevens waardoor wat vertraging ontstaat, maar ik krijg niet de indruk dat er veel klachten zijn.’

Toch lagen er woensdag in de Uraad enkele punten van aandacht op tafel. Eenheden zetten studentassistenten namelijk graag flexibel in, maar dat is in de nieuwe situatie veel ingewikkelder. Aan de voorkant moet namelijk aangegeven worden hoeveel uur iemand draait. Daarop wordt een overeenkomst gemaakt. ‘In overleg kunnen we daar flexibeler in zijn met bijvoorbeeld een extra contract. Daar zijn mogelijkheden voor, maar gaat niet onze voorkeur naar uit. Dat levert namelijk veel extra werk op.’

Ook klaagden studenten dat de website van Driessen enkel in het Nederlands is. Oeloff: ‘Dat zal voorlopig ook zo blijven, maar los van de site is alles – correspondentie, uitleg en video’s – in het Engels beschikbaar.’

Hij is tevreden dat de nieuwe manier van uitbetalen in grote lijnen werkt. Over het nut van de wetgeving is hij minder enthousiast. ‘Uiteindelijk krijgt de student-assistent of oproepkracht hier last van. Alle flexibiliteit die in UT-Flex zo goed geregeld was, is weg. In UT-Flex was zelfs een overeenkomst opgenomen dat studenten zouden afzien van een aanbod na twaalf maanden. Juridisch afgedekt, dachten we, maar daar zijn we op teruggefloten. De Wet Arbeidsmarkt in Balans is totaal niet geschikt voor deze constructie.’

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.