Maastricht verwelkomde dit jaar geen 4088 nieuwe eerstejaars bachelorstudenten, maar 3267. Ook in de masteropleidingen schrapte Maastricht achteraf bijna honderd inschrijvingen. Dat maakt zo’n groot verschil, dat de cijferaars van het ministerie een uitzonderlijke stap hebben genomen: ze berekenden de instroom aan de Nederlandse universiteiten opnieuw.
Hierdoor verandert de landelijke optelsom. De toename van eerstejaars bachelorstudenten is geen 11,2 procent, zoals de cijfers van universiteitenvereniging VSNU suggereerden, maar 8,8 procent. Voor andere universiteiten dan Maastricht verandert er in de hertelling weinig: zij krijgen er een handjevol inschrijvingen bij of verliezen juist een paar studenten.
Halverwege februari, toen de VSNU de instroomcijfers op haar website zette, was direct duidelijk dat de Maastrichtse instroom niet kon kloppen: de groei van meer dan 37 procent stak huizenhoog boven de groei van andere universiteiten uit. Met nieuwe gegevens van de UM berekende het Hoger Onderwijs Persbureau dat de instroom in de bachelorfase een stuk lager was; de toename leek 8,9 procent. Nu blijkt die zelfs nog een tiende lager.
Toch blijft de groei ten opzichte van andere jaren uitzonderlijk. In 2001 was er een golf van 7,1 procent extra eerstejaars, maar in andere jaren was de toename soms nul, soms vier procent. Het ministerie laat uitzoeken waar de groei vandaan komt.
De correctie verandert weinig aan de spreiding van mannen en vrouwen in de diverse sectoren van het wetenschappelijk onderwijs. Het maakt soms enkele tienden procent verschil, maar niet meer dan dat en de trend blijft hetzelfde. Het aandeel vrouwelijke techniekstudenten is bijvoorbeeld net iets lager dan gedacht: geen 19,3 maar 19,1 procent. Maar de opwaartse lijn zit er nog steeds in. De meerderheid van vrouwen in de sector taal & cultuur is nu net iets minder groot dan gemeld: geen 65,9 procent maar 65,5 procent.
Het bestand met eerstejaars studenten is gemaakt door uitvoeringsinstantie Cfi (Centrale financiën instellingen) van het ministerie van OCW. Het is gebaseerd op de database 1cHO (één cijfer hoger onderwijs), waar alle studenten met naam en toenaam instaan, met al hun inschrijvingen uit alle jaren. Die database is om redenen van privacy niet openbaar.
Er kunnen door definitieverschillen altijd afwijkingen in de berekeningen optreden. Zo tellen dubbelstudenten in het eerstejaarsbestand slechts één keer mee. Verder hebben universiteiten ook nieuwe eerstejaars studenten in hun masteropleidingen. Deze instroom is nog niet per instelling bekend.
HOP, Bas Belleman