![]() |
Mader: Waarom zet de UT eigenlijk in op het verhogen van het aantal vrouwen in hogere functies?
Flierman: `Als je als universiteit bij de top wilt horen, is dat mensenwerk. We moeten bouwen op talent. Het zou stom zijn als we de helft van de doelgroep over het hoofd zien. Meer vrouwen in hogere functies is welbegrepen eigenbelang. Het spotten van vrouwelijk talent en zorgen voor doorstroming resulteert ook in rolmodellen die je nodig hebt om meer meisjes aan te trekken voor de technische studies. We doen het dus niet in de eerste plaats uit een soort rechtvaardigheidsgevoel.'
Berger: Maar talent komt toch van zelf boven drijven. Waarom is er voor vrouwen apart beleid nodig?
Flierman: `Er zijn nou eenmaal mechanismen die de doorstroming tegenhouden of bemoeilijken. Dat weten jullie als geen ander. Ik geloof echter niet dat er in onze organisatie veel mensen zijn die zeggen “ga jij nou maar voor de kinderen zorgen”. In de UT-top zijn we het eens over gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Daar is nog een reden voor. Gemengde teams blijken uiteindelijk succesvoller.'
Berger: Je hebt het over de top. Het UMT bestaat enkel uit mannen. In 2014 gaan er, voor zover na te gaan, vier leden weg vanwege pensioen. De UT zou zich toch blameren als er niet drie of vier vrouwen in de top worden benoemd?
Flierman: `Je stelling dat dat een blamage zou zijn, vind ik extreem. Maar ik geef wel toe dat we daarmee naar binnen en naar buiten toe bepaald geen goeie beurt maken. Er is meer dan een inspanningsverplichting nodig om in elk geval twee tot drie vrouwen in het UMT te krijgen.'
Mader: Het bedrijfsleven doet het veel beter. Daar zie je veel meer vrouwen in de top. Moeten universiteiten wat dit betreft niet bij de avant-garde willen horen?
Flierman: `Ja, dat zou wel moeten. De universiteiten praten echter graag over hoe de buitenwereld moet veranderen, maar niet hoe ze daarin zelf het voortouw kunnen nemen. Ze kijken te weinig kritisch naar zichzelf. Dat heeft te maken met hun conservatieve drive. Dat moeten we doorbreken. En ja, ik geef toe, wij doen het relatief slecht. Slechter dan gemiddeld zelfs. Dat heeft iets te maken met onze disciplines, maar dat mag geen excuus zijn.'
Mader: Medio vorig jaar tekende de UT samen met andere universiteiten een charter om de doorstroom van vrouwen te bevorderen. Wij zien daar nog niet veel van.
Flierman: `Dat ben ik niet met je eens. We zouden streefgetallen noemen. Dat is gebeurd. Decanen zijn gecommitteerd aan de streefcijfers in hun ontwikkelplan, daar worden ze nadrukkelijk op aan gesproken. Het gaat om prestatieafspraken en niet om een vrijblijvende exercitie. We hebben niet veel nieuwe dingen hoeven te doen omdat we het gevoel hebben redelijk goed bezig te zijn. We krijgen positieve feedback. De ironie is dat we het in de ogen van deskundigen goed doen. Alleen blijven de resultaten achter. '
Berger: Wat als die streefcijfers niet worden gehaald?
Flierman: `Je gooit niet iemand eruit omdat hij één cijfer niet haalt. Naar aanleiding van een rapportage van een van de faculteiten (GW, red.) is een plan opgesteld om de doorstroom van vrouwen te verbeteren. Inmiddels kijken nog twee faculteiten naar hun bestand van vrouwelijke stafleden. We bieden zittende mensen kansen. Plus dat alle wetenschappelijke benoemingen gerapporteerd moeten worden aan het college. En we zijn druk bezig met het Ambassadeursnetwerk (dat doorstroming van vrouwen moet bevorderen, red.). Er is bovendien een aantal vrouwelijke tenure trackers aangetrokken. We hebben dus wel degelijk wat gedaan.'
Mader: In 2005 waren er 8 vrouwelijke hoogleraren. In 2010 zouden dit er 21 zijn, maar er zijn er maar 14. De streefcijfers zijn bijgesteld naar 26 voor 2014, maar tegelijkertijd is de groep groter gemaakt want er vallen nu ook wetenschappelijk directeuren, decanen en opleidingsdirecteuren onder. Wordt hier niet vooral cosmetica bedreven?
Flierman: `Die streefcijfers waren al een aantal jaren gelijk. Dat betekent dat je als instelling of niet goed hebt nagedacht of dat je te ambitieus bent.'
Mader: Of dat je er niet hard genoeg aan werkt.
Flierman: `Je hebt gelijk: er is een derde verklaring. Decanen weten dat ze geacht worden er aan te werken. Ik heb het gevoel dat er nu getallen liggen waarvan je zegt: die zijn haalbaar. Ik heb liever haalbare cijfers zodat je over een paar jaar kunt zeggen dat er echt iets is gebeurd dan dat het loze gedachten zijn.'
Mader: Maar is het ambitieus genoeg? We zitten onder het Europese gemiddelde.
Flierman: `Dat geldt dan ook voor andere Nederlandse universiteiten. Ik denk dat een verdubbeling van het aantal vrouwelijke hoogleraren voor de UT een nette ambitie is.'
Berger: Is er, qua HRM-beleid, een verschil in benadering van vrouwelijke hoogleraren en niet-wetenschappelijk personeel?
Flierman: `Ja en nee. Nee, omdat we in de selectiecriteria net zoveel druk op de ketel zetten en er voor zorgen dat er een vrouw in de adviescommissie zit. En ja, omdat mijn taxatie is dat het voor OBP gemakkelijker is. Er spelen daarbij twee factoren: het zoekgebied is groter en je kunt makkelijker switchen tussen disciplines. In de wetenschap is het de gewoonte te vertrouwen op iemand die zich op grond van publicaties al bewezen heeft.'
Mader: Welke invloed heeft een CvB-voorzitter bij het aanstellen van wetenschappelijk personeel?
Flierman: `Bij OBP-benoemingen heb ik meer invloed, dan zitten we ook in de commissie, althans als het gaat om functies in schaal 14 en hoger. Bij de benoeming van hoger WP is dat minder. We passen er voor te interveniëren, dat is heel gevaarlijk. Ik zie er op toe dat er vrouwen in de commissie zitten en ik bekijk altijd de benoemingsvoorstellen. Maar je hebt natuurlijk ook gesloten werving, een enkele keer is dat onvermijdelijk.'
Mader: Ons kent ons. Het old boys network.
Flierman: `We hebben laatst een decaan er op aangesproken omdat we vonden dat er teveel gesloten werving plaatsvond. Aan de voorkant doen we er dus iets aan, maar het college zit niet in de benoemingscommissie.'
Berger: Hoe bereik je dat de criteria voor een functie niet alleen maar mannelijke criteria zijn?
Flierman: `Meestal zijn die criteria geobjectiveerd.'
Berger: Wat bedoel je daarmee?
Flierman: `Je kunt bijvoorbeeld zeggen: kijk nou eens naar de vijf beste publicaties en niet naar de hele publicatielijst. Dan corrigeer je dus naar de werkelijk gewerkte tijd. Maar de mechanismen waardoor eerder een man wordt gekozen, blijven. Dat is een onbewuste factor.'
Berger: Leg dat eens uit.
Flierman: `Mannen zeggen: ik kan het. Terwijl vrouwen zeggen: ik denk dat ik het kan.'
Berger: Is het een idee als vrouwen uit het FFNT (Female Faculty Network Twente, red.) bij zo'n benoemingsadviescommissie observeren en hun bevindingen vervolgens terugkoppelen?'
Flierman: `Dat is een behartigenswaardig idee. Het probleem is wel dat de mensen die dat zouden moeten doen, nu ook al klagen dat ze veel voor dat soort klussen worden gevraagd. En ik zal dit idee met de decanen moeten bespreken.'
Mader: Ik ken dat uit Duitsland: de Frauenbeauftragte. Dat kan hier natuurlijk ook.
Flierman: `Nogmaals: een waardevolle suggestie. Nu vinden we met pijn en moeite één vrouw voor een benoemingsadviescommissie. Dan heb je er in elk geval nog eentje bij. Je zou een pool kunnen samenstellen om niet steeds dezelfde waarnemer te vragen.'
Mader: Dat klinkt goed, en het voorgespiegelde beleid maakt mij als vrouw ook blij. Op papier dan. Maar als je kijkt naar de praktijk dan word ik minder blij. Het moet beter.
Flierman: `We moeten niet in de theorie blijven hangen, maar zorgen dat het in de hoofden van de mensen komt. Ik ben niet al te somber. We zetten in op tenure tracks, doen aan talent scouting. Het kan niet anders dan dat er binnenkort een aantal vrouwen doorstroomt naar hogere posities. Maar het moet wel van onderaf komen. Ook gezien onze financiële situatie zal het niet haalbaar zijn veel mensen aan te trekken. De grote winst zit in de dames die nu UD of UHD zijn en de komende jaren doorstromen naar de top.'
Berger: En het UMT dan? Als er weinig vrouwelijke hoogleraren zijn, valt er in die vijver weinig te vissen.
![]() |
Flierman: `Dat is een kwestie van geduld. Maar voor het UMT (college van bestuur, wetenschappelijk directeuren en decanen, red.) kijken we bij een aantal functies ook naar buiten. Dan zullen we heel bewust naar vrouwen zoeken. Afgelopen week is er nog een vrouwelijke hoogleraar benoemd. En een van de decanen heeft me beloofd binnenkort nog met een voordracht te komen. Volgens mij moet onze conclusie zijn dat het beleid deugt, maar dat de resultaten nog op zich laten wachten. De meeste verbeteringen komen van onderaf, uit eigen kweek. Dat duurt even, maar ik geloof daar wel in.' |
Joyce Berger is directeur van de concerndirectie FEZ. In het najaar van 2009 schreef zij het rapport-Berger, een kritische inventarisatie van de financiële situatie van de UT met een voorgesteld bezuinigingspakket van 10,5 miljoen euro voor de komende vier jaar. |
Angelika Mader is UD in de vakgroep control engineering van de faculteit EWI. Zij is tevens de voorzitter van het Female Faculty Network Twente (FFNT), een netwerk voor vrouwelijke academici. |