BASISBEURS. Studenten in het voortgezet of hoger onderwijs tussen achttien en dertig jaar kunnen vanaf 1 oktober volgend jaar een basisbeurs krijgen.
Wie bij zijn ouders woont heeft jaarlijks recht op 3520 gulden, studenten die op zichzelf wonen kunnen 7520 gulden krijgen. Ouders blijven daarnaast verplicht naar vermogen bij te dragen in de studiekosten van hun kinderen. Kunnen ze dat niet in toereikende mate, dan verleent de overheid tot op zekere hoogte een rentedragende lening. Mocht daarmee de studie nog niet betaald kunnen worden, dan kan de student aan een universiteit of hogeschool aanspraak maken op een aanvullende beurs van maximaal 4556 gulden. Dat kan alleen in het geval de ouders moeten rondkomen van een minimuminkomen.
Minister Deetman (onderwijs en wetenschappen) heeft maandag een wetsvoorstel met deze strekking naar de Tweede Kamer gestuurd. Het plan gaat 3,3 miljard gulden kosten, een bedrag dat nu jaarlijks wordt uitgegeven aan het huidige stelsel van studiefinanciering en kinderbijslag. Van de 3,3 miljard zal 2,4 miljard worden besteed aan de basisbeurzen.
De basisbeurs gaat het grootste deel uitmaken van de nieuwe studiebeurs. De student moet, heeft het departement berekend, voor zijn levensonderhoud nog eens 1500 gulden financieren. Voorts is hij nog 750 gulden kwijt aan ziektekostenverzekering, als hij niet in het fonds zit. Ook in zaken als schoolgeld en de aanschaf van boeken voorziet de basisbeurs niet.
Het departement gaat er van uit dat leermiddelen en boeken in het wetenschappelijk onderwijs, hoger en middelbaar beroepsonderwijs jaarlijks 700 gulden vergen. Op de basisbeurzen zijn wel toeslagen mogelijk. Zo kan een tegemoetkoming in reiskosten worden gegeven voor studenten die thuis wonen. Ook studenten die een partner hebben zonder eigen inkomen, kunnen een toeslag krijgen. Dat geldt ook voor alleenstaande studerenden met een of meer kinderen.
