Dat zal toch niet waar zijn?
Jawel, het is wel waar. Het is een beetje ingewikkeld, maar met wat uitleg bij de UT-begroting, kan iedereen het begrijpen.
Voor het gemak reken ik even in ronde bedragen. Voor onderwijs en onderzoek krijgen we van het kabinet 130 miljoen Euro(M€), 40 voor onderwijs en 90 voor onderzoek (de zogenaamde eerste geldstroom). Tezamen met 10 M€ collegegelden en 60 M€ van externe opdrachtgevers (tweede en derde geldstroom) hebben we dus 210 M€ te besteden.
Voordat we de faculteiten en instituten het geld aan onderwijs en onderzoek kunnen besteden, moet er eerst de universitaire overhead vanaf: 50 M€, die bestaat uit de kosten voor de centrale diensten en voor bestuur en beleid. Deze worden alleen ingehouden op de eerste geldstroom middelen, inclusief de collegegelden. Dus van die 130 +10 = 140 M€ resteert, na aftrek van 35% overhead,dan nog 90 miljoen voor onderwijs (32) en onderzoek (58).
Indien de overhead wordt toegerekend aan alle activiteiten, dus aan 210 M€, blijft er voor onderwijs niet 32 maar 38 M€ over, en dat geld is, gezien de bezuinigingsdruk op en verschraling van het UT-onderwijs, hard nodig!
De tweede en derde geldstroominkomsten uit onderzoek hoeven dus niet of niet volledig mee te betalen aan de overhead, terwijl het evident is dat het uitvoeren van die projecten wel overheadkosten met zich mee brengt. Maar dat is niet het enige. Als je een promotieproject laat bekostigen door een bedrijf, krijg je van de UT een jaarlijkse premie en na voltooiing van het project nog eens een promotiepremie. De UT vindt het dus zulk belangrijk werk dat de subsidie meer dan 200.000 Euro bedraagt aan premies en geschonken overheadkosten! Beleid is weliswaar dat integrale kosten bij externe opdrachtgevers in rekening worden gebracht. Als dat werkelijk gebeurt, zoals bij EU-projecten de bedoeling is, zwemt de leerstoel in het geld. Maar de calculerende leerstoel houdt bij het afsluiten van contracten wel degelijk rekening met zijn (gunstige) batenkostenplaatje.
Ergo: via de scheve toerekening van overhead en de excessieve subsidiering van derde geldstroomcontracten subsidieert de UT de bedrijven met geld dat onder meer voor het onderwijs is bedoeld.
Dat zal het college toch wel rechtzetten met de wijziging van het verdeelmodel?
Nee, momenteel kijkt het college (en het UMT) alleen hoe men de premies voor onderzoeksplaatsen, met name voor de zware techniek, weer op een redelijk en stabiel niveau kan krijgen. De scheve overheadtoerekening en de ongewenste effecten voor onderwijs hebben geen prioriteit. Erger nog, in het concept-instellingsplan wordt het verlagen van de docent-student ratio tot beleidsdoel verheven. Geweldig, zo'n onderwijskundige visie! Waar het college richting kabinet over de halvering van de bekostiging per student klaagt en zegt pal te staan voor het belang van de kenniseconomie, geeft zij intern prioriteit aan onderzoek en inverdiencapaciteit ten koste van onze maatschappelijke taak op het gebied van onderwijs.
Gaat de universiteitsraad daar een hard punt van maken bij het vaststellen van het Instellingsplan?
Dat is nu precies mijn voorstel!