Vanaf september 1996 maakt de tempobeurs plaats voor de prestatiebeurs. De Tweede Kamer stemde vorige week definitief in met de nieuwe opzet van de studiefinanciering. De kans dat de Eerste Kamer die opnieuw blokkeert, zoals vorig jaar, is ontwaarschijnlijk.
De invoering van de prestatiebeurs leidt tot een aantal belangrijke veranderingen in de studiefinanciering. Een student krijgt voortaan geen beurs meer, maar een lening. Die wordt omgezet in een gift als hij voldoende studiepunten haalt. Dat wordt tweemaal gemeten, in plaats van jaarlijks zoals bij de tempobeurs. In het eerste jaar moet een student vijftig procent van de studiepunten halen. Vervolgens moet hij na zes jaar klaar zijn (bij een officiële cursusduur van vier jaar). Wel bestaat de mogelijkheid om tussendoor een jaar af te zien van studiefinanciering. Dan wordt er pas na zeven jaar gemeten. In het nieuwe systeem is de `rek' geheel uit de studiefinanciering verdwenen. Wie nu een vierjarige studie doet, krijgt vijf jaar een beurs en kan daarna nog twee jaar lenen. Dat wordt: vier jaar beurs, en daarna nog drie jaar lenen.
Het is bovendien de bedoeling dat de prestatienorm voor de propedeuse in september 1997 omhoog gaat naar 70 procent. Met de invoering van de prestatiebeurs wordt vanaf 1998 een miljard gulden bezuinigd.