Tot vorige week waren er nog negen van de oorspronkelijke achttien kandidaten in de race voor het opzetten van technologische topinstituten, die met hun onderzoek de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven moeten versterken. Een commissie van drie wijze mannen, voorgezeten door de onlangs afgetreden SER-voorzitter dr.ir. Th. Quené, heeft er nu zes uitgekozen. En het kabinet gaat met die selectie akkoord.
De zes geselecteerde voorstellen zijn: telematica (initiatiefnemer TRC; deelnemers UT, TU Delft, CWI Amsterdam, TNO), duurzame energie (Stork; ECN, Kema, TNO), polymeren (DSM; TU Eindhoven, UT, RU Groningen), voedseltechnologie (Unilever; LU Wageningen, Nizo, KU Nijmegen), transport en logistiek (Nederland Distributieland; drie TU's, CWI Amsterdam) en metaaltechnologie (Industrieel Platform Metalen; drie tu's, RU Groningen).
De twee plannen die op eigen houtje door universiteiten waren ingediend, zijn afgevallen. Dat is vooral opvallend van het Groningse plan voor nanotechnologie. Eerder sprak de academie van wetenschappen (KNAW) van een 'belangrijke kans voor BV Nederland'. En ook het adviesbureau PA consultants vond dit onderzoek naar 'bio-organic materials and devices' van belang. Maar de makke was dat er geen duidelijke steun was van het bedrijfsleven. Dus belandde dit plan toch in de prullenmand.
Hetzelfde overkwam een voorstel van de Erasmus Universiteit op het gebied van kennismanagement, dat volgens de adviezen van PA Consultants en KNAW onvoldragen was. De derde afvaller was een plan van Shell voor chemische katalyse; het bood te weinig zicht op echte doorbraken.
Bij de zes 'beste' plannen die wèl door mogen naar de laatste ronde, zijn de grote industriële bedrijfstakken in ons land goed vertegenwoordigd. Achter elk plan zit een consortium van bedrijven en onderzoeksinstellingen. Bij duurzame energie (Stork), polymeren (DSM) en voedseltechnologie (Unilever) is een groot bedrijf de 'penvoerder', bij de plannen voor transport en logistiek en metaaltechnologie is dat een branche-overleg.
Het Twentse TRC is in deze een geval apart. Dat werd enkele jaren geleden op initiatief van het ministerie van Economische Zaken en een aantal grote bedrijven opgezet als een topinstituut avant-la-lettre. In die zin is het TRC echter nog steeds niet geheel doorgebroken. Erkenning als technologisch topinstituut zou die doorbraak alsnog mogelijk moeten maken.
Opmerkelijk is dat ook de zes beste plannen van de adviseurs veel kritiek hebben gekregen. Bijna allemaal moeten ze de komende maanden beter 'gefocust' worden. En elk van de zes moet nog antwoord geven op de vraag wat nu eigenlijk de meerwaarde is van een nieuw op te richten instituut.
Zo legt het agro-initiatief van Unilever nu nog vooral nadruk op coördinatie van bestaand onderzoek; daarvoor heb je geen apart top-instituut nodig. Het transportplan van Nederland Distributieland krijgt vrijwel dezelfde kritiek. Het energieplan van Stork kreeg positievere adviezen, maar ook hiervan moet nog duidelijk worden of een nieuw instituut beter is dan een nationaal onderzoeksprogramma met deelnemers als ECN, Kema en TNO.
Het telematica-initiatief roept eveneens vragen op over het nut van een nieuw instituut. De beide adviesinstanties (PA Consultants en KNAW) vrezendat de groei van het nog jonge TRC in Twente verstoord zou worden door dit centrum nu al om te bouwen tot top-instituut. De drie wijzen vinden echter wel dat de grote 'ambitie' van het TRC een kans moet krijgen. TRC-directeur prof.dr.ir. C. Vissers was niet bereikbaar voor commentaar.
Van het metaal-plan is het nog het meest verrassend dat het door mag naar de tweede ronde. Dit plan werd in de adviezen tweemaal veel te breed genoemd. Maar de wijzen geven de initiatiefnemers het voordeel van de twijfel.
Van de zes overgebleven plannen lijkt op dit moment het initiatief van DSM op het terrein van polymeertechnologie het meest kansrijk. Zowel wetenschappelijk als economisch geldt dit als een relevant plan. De bijbehorende bedrijfstak (chemie, vezels, kunststof) is een van de grootste van ons land.
Toch staan ook bij de polymeren nog enkele belangrijke vragen open. De bedrijfstak doet namelijk zelf al zoveel onderzoek, dat het de kunst is een specialisatie te vinden waarmee een top-instituut genoeg contractresearch van die bedrijven kan aantrekken. Op dit moment zit er nog een gat van enkele miljoenen in het voorgelegde plan. Ook hier wordt daarom de vraag gesteld: is een 'makelaar' voor bestaande instituten niet beter?
De komende drie maanden mogen de zes geselecteerde consortia proberen alsnog om geloofwaardige business-plannen voor technologische top-instituten uit te werken. Al in het voorjaar wil minister Wijers van Economische Zaken ergens feestelijk een lint kunnen doorknippen.