Het nieuwe studentenstatuut is een soort contract, waarin de onderwijsinstelling en de studenten vastleggen wat hun wederzijdse rechten en plichten zijn. Als een student van mening is dat zijn opleiding zich niet aan het contract heeft gehouden, kan hij in beroep gaan om zijn gelijk te halen. Instellingen zijn vanaf dit studiejaar verplicht een studentenstatuut te hebben. Het merendeel van de universiteiten en hogescholen is echter nog lang niet zo ver.
De Klerk vindt het nieuwe studentenstatuut onevenwichtig. Een onderwijsinstelling moet gedetailleerd vastleggen welke 'waar' zij levert, maar over de inspanningen die studenten moeten verrichten wordt veel minder gezegd. Daardoor zou het voor studenten veel te makkelijk worden om naar de rechter te stappen. De Klerk noemde als illustratie een rechtszaak die een Amerikaan aanspande tegen de producent van magnetrons, omdat in de gebruiksaanwijzing niet was vermeld dat daarin geen natte huisdieren konden worden gedroogd. Ook later op de bijeenkomst werd gewaarschuwd voor wat wel wordt genoemd de 'juridisering' van het hoger onderwijs.
Volgens studentenorganisatie ISO zal het zo'n vaart niet lopen. 'In het statuut worden zaken voor een hele groep geregeld. Het kan dus niet al te nauwkeurig zijn', reageerde ISO-voorzitter Maarten Stienen. Hij beschouwt het statuut als een goede stok achter de deur voor de instellingen om werk te maken van de kwaliteit en studeerbaarheid van het onderwijs.
Ook noemt hij het een verbetering dat in het statuut duidelijk wordt opgenomen waar en hoe studenten in beroep kunnen gaan. Het ISO hoopt dat opleidingen in de toekomst met elke student een overeenkomst tekent over de 'leveringsvoorwaarden'. Dat heeft volgens Stienen twee voordelen. 'Het onderwijs wordt minder anoniem, want een student kan bij onduidelijkheden zo naar de medewerker stappen die het contract heeft ondertekend. Bovendien kan een opleiding dan echt inspelen op de individuele wensen van studenten. De kwaliteit en de waarde van het onderwijs zullen daardoor toenemen.'
