'Een mooie bloem heeft water nodig'

| Redactie

De Universiteit Twente (UT) is de enige campusuniversiteit in Nederland. Tweeduizend UT-studenten wonen op hetzelfde terrein als waar de gebouwen van de faculteiten staan. Daarnaast huist op de campus een bonte verzameling van honderd sport- en gezelligheidsverenigingen, waarvan het bestuur in handen is van de studenten. Net als dat van de campus zelf overigens. Het geheel oogt als een flitsend filiaal van Center Parcs, maar moet eigenlijk een kweekvijver voor talent zijn, een minimaatschappij van en voor studenten.

Academische vorming pur sang volgens Twentse begrippen. Voor de homo universalis moeten werkgevers in Twente zijn. Wat echter 35 jaar geleden zo mooi begon, dreigt ten onder te gaan aan het strakke studieregime en de dalende studiefinanciering van minister Ritzen. De hedendaagse student heeft geen tijd en geld meer voor nevenactiviteiten. Bovendien kenmerkt het campusbestuur zich door een gebrek aan visie: veel praten, weinig plannen en al helemaal geen actie. Als klap op de vuurpijl opende de UT vorig jaar een studentensociëteit in hartje Enschede. Is er nog hoop voor de campus?

'De Drienerlose studenten zijn wel verwend', zei de toenmalige campusdecaan J. Schuijer in 1966 bij de opening van het zwembad op de campus. 'Maar op onderwijsgebied wordt veel van hen verwacht. Daar moet ontspanning tegenover staan.' Bij de opening van de UT in 1964, in die tijd nog Technische Hogeschool Twente geheten, konden studenten op de campus al negentien sporten beoefenen, wonen in studentenflats, eten in de mensa of het restaurant, Nederlandse en buitenlandse literatuur lenen van de Belletrie Bibliotheek en naar het theater gaan.

Wat Schuijer niet zei was dat het op de campus om veel meer dan ontspanning ging. Centraal stond de zogenaamde academische vorming. Studeren aan de UT moest meer zijn dan het oplossen van technische vraagstukken. Geen Twentse ingenieur die nog nooit in een bestuur had gezeten en niet wist hoe het voelde zijn voorstel te beargumenteren en door een kritische commissie te loodsen. Een minimaatschappij in handen van jonge mensen, die in talloze verenigingen en besturen de broodnodige ervaring konden opdoen waar Nederland op zat te wachten.

In een tijd waarin een academische opleiding niet langer garant staat voor het vinden van een baan is een goed gevuld curriculum vitae een pre. Alleen je vakjes halen en een scriptie schrijven zet geen zoden aan de dijk. 'De tijd om aan academische vorming te bouwen ontbreekt veel studenten', aldus Femke Box, voorzitter van de Raad voor de Campusvoorzieningen (RCV).

Ondanks het vijftienjarig bestaan is de raad onbekend. Minder dan 30 procent van de UT-bevolking nam vorig jaar de moeite het stembiljet terug te sturen. Onbemind is de RCV eveneens. De raad staat bekend om ellenlange vergaderingen gevuld met oeverloos geouwehoer. De RCV belooft al drie jaar achtereen 'binnenkort' met een 'visie' over de toekomst van de campus te komen. 'Ach', vergoelijkt Annette Leussink, die de RCV administratief ondersteunt, 'de leden hebben maar één jaar zitting en een beetje de neiging steeds weer het wiel uit te willen vinden.'

Zitting nemen in een bestuur van een studievereniging, sportclub of dispuut kost tijd en dat is een schaars goed voor de hedendaagse student. Geen ongebreidelde vrijheid meer wanneer het gaat om het aantal jaren dat de student in het academische wereldje mag rondlopen en zichzelf kan ontplooien.

Het organiseren van een studiereis naar China vergt meer dan een jaar voorbereiding. Zelfs een jaartje amper studiepunten binnenhalen en het jaardaarop alles inhalen is er niet meer bij. Het temporegime is streng. De gift is met één druk op de knop vanuit Groningen omgezet in een lening. En al voldoet de student keurig aan alle normen, dan nog is het geld dat hij van de staat krijgt niet voldoende om in leven te blijven. 80 Procent van alle studenten heeft een bijbaantje. Eén op de drie werkt om te kunnen wonen en eten, om dus te voorzien in de basisbehoeften, zo blijkt uit een onderzoek van de Landelijke Studentenvakbond. Studieverenigingen kunnen nog amper eerste- en tweedejaars actief krijgen.

'Het doel van de campus is tweeledig: behalve een kweekvijver is het ook een belangrijk selling point', merkt rector Frans van Vught op. De spoeling op de middelbare scholierenmarkt is dun. De veertigers en vijftigers van de naoorlogse geboortegolf hebben het voorbeeld van hun ouders niet gevolgd. Vooral technische universiteiten ondervinden hiervan de laatste jaren de gevolgen. Techniek studeren is uit. Misschien niet eens zo zeer techniek studeren, als wel ingenieur worden aan de universiteit. Met minder geld en minder tijd is de keuze tussen een hogeschool en een universiteit eenvoudig gemaakt. Ook als ing. is best een aardige baan te vinden.

De Universiteit Twente verwelkomde vorig jaar 20 procent minder eerstejaars dan het jaar daarvoor. 'Het lukt ons niet goed de campus aan te prijzen en te gebruiken om nieuwe studenten te werven. De stadsuniversiteit is steeds populairder geworden. We hebben dus een probleem', constateert rector Van Vught. 'Studenten moeten op de campus én geld kunnen verdienen én hun sociale vaardigheden kunnen ontwikkelen.'

Het College van Bestuur riep twee maanden geleden de Werkgroep Toekomst Studentenvoorzieningen (WTS) in het leven. De club heeft als taak 'het ontwikkelen van één of meer strategische lange termijn visies met betrekking tot de UT-studentenvoorzieningen'. Anders gezegd: wat wil de UT in de toekomst met de campus? Afgelopen maandag presenteerde de werkgroep haar conceptnotitie.

Roelof Bleker, wetenschappelijk medewerker, oud voorzitter van de RCV en voorzitter van de WTS denkt dat het eigenlijk wel meevalt met het teruglopende activisme op de universiteit. 'Iedere vereniging op de campus heeft zes tot tien actieve leden. Je moet goed je best doen wil je niet ergens ervaring in opdoen. Je kunt er niet omheen. Als het je lukt om hier vijf jaar rond te lopen en nergens bij betrokken te raken, heb je het knap gedaan.'

Bleker is van mening dat het ook tien jaar geleden al moeilijk was de introductiecommissie vol te krijgen. Zelf werd hem aan de bar het voorzitterschap van de watersportvereniging aangepraat. Wat de voorzitter vergeet te melden is dat hij in 1986 aan de UT ging studeren toen de basisbeurs 630 gulden per maand bedroeg en alle studenten in het wetenschappelijk onderwijs zes jaar betaald mochten studeren.

Bleker ontkent ook niet dat met name eerste- en tweedejaars krap in de tijd zitten door tempo- en prestatiebeurs. De invoering van het blokonderwijs speelt eveneens een rol, want dat houdt de student de gehele dag op de faculteit. 'Verenigingen moeten omschakelen. In plaats van de nieuwe studenten aan het begin van het studiejaar te benaderen kun je dat ook na het eerste trimester doen. De student weet dan al een beetje wat er op de UT van hem verwacht wordt en kan overzien wat hij voor zijn studievereniging zou kunnen doen.'

Ook heeft het College de in onroerend goed gespecialiseerde Engelse accountant John Wilson gevraagd onderzoek te doen naar hoe universiteiten in Engeland met hun campussen omgaan. Hij presenteerde zijn bevindingen dinsdag. 'Het Engelse onderwijs heeft meer ervaring met het klappen van de budgettaire zweep dan het Nederlandse. Het is daar al jaren de vraag hoe ze de exploitatie van het onroerend goed overeind houden. Gevolg is dat ze hun marktaandeel proberen te vergroten door meer opleidingen aan te bieden.Daarnaast trachten ze meer doelgroepen, zoals ouderen en deeltijdstudenten, aan zich te binden. De campus wordt daarbij als lokker gebruikt. Zo is er een universiteit die studenten de mogelijkheid geeft te leren vliegen.'

Opmerkelijk is wel dat wonen op de campus in Engeland zeer populair is. Universiteiten garanderen nieuwe studenten woonruimte. Dit heeft tot gevolg dat tweedejaars verplicht zijn elders een kamer te zoeken. Onder derdejaars is eveneens nogal wat concurrentie, want velen willen in hun laatste jaar weer op de campus zitten, ver weg van alle afleiding.

Het sportcentrum is voor de UT de grootste kostenpost van de campus. De helft van de campusbegroting gaat naar de afdeling sport, ruim drie miljoen gulden. 'We vinden dat niet erg', lacht hoofd sportcentrum Wim van Veelen. 'Net als gemeenten begrijpen wij het belang van sport. Hetgeen ons echter niet van de plicht ontslaat uit te komen met het geld dat we krijgen. Hoewel daar nog wel wat aan schort. In het verleden hielden we over. Nu niet meer. Het wordt echt tijd dat het College van Bestuur en de Universiteitsraad duidelijk bepalen wat ze met de campus in de toekomst willen. We komen niet uit de problemen wanneer ze de campus blijven zien als een willekeurige UT-dienst. Wij zijn niet te vergelijken met het Facilitair Bedrijf of de Dienst Secretaris. Wij waken over de vorming en ontplooiing van een doelgroep die bovendien financieel amper een stap kan zetten.'

Van Veelen is al lang niet meer zo trots op zijn werkterrein als hij dat in voorgaande jaren was. 'We krijgen in toenemende mate te kampen met concurrentie van andere universiteiten. Nog steeds hebben we hier in Twente een unieke combinatie van binnen- en buitensporten, maar het centrum is volkomen voorbijgestreefd door Utrecht. Daar hebben ze zo'n fantastisch mooi gebouw. Bij ons stort het tennispaviljoen binnenkort in elkaar, zijn de douches een vieze gore stinkzooi en is het botenloodscomplex hard aan een opknapbeurt toe.'

Voor de faculteiten is de campus geen wapen in het gevecht om de student. Extra academische vorming is leuk, maar die mag niet ten koste gaan van het studieprogramma. De kweekvijver is voor de faculteiten de 'Ver van mijn bedshow'. Bleker zegt hierover: 'Bij het in stand houden van de studentenaantallen denken faculteitsdirecteuren aan het oprichten van nieuwe studierichtingen, arbeidsmarktperspectieven en rapporten van visitatiecommissies die de kwaliteit van onderwijs en onderzoek beoordelen.'

Dat is echter niet wat middelbare scholieren naar een universiteit toetrekt. Die zijn geïnteresseerder in wat hun studie ze gaat kosten in de vorm van de huur van hun kamer en de tweewekelijkse reis naar het ouderlijk huis met de uitpuilende zak wasgoed. 'De potentiële student wil weten of hij zonder verlies van studiebeurs over kan stappen naar het hbo wanneer hij het niet redt op de UT. Hij wil horen dat de reis naar Twente misschien wel lang en duur is, maar dat daar een lage huur tegenover staat. Misschien zouden we eerstejaars gratis op de campus kunnen laten wonen', stelt Bleker voor.

Collegevoorzitter Ben Veltman, voorheen rector in Delft en bezig aan de laatste maanden van zijn vijfjarige termijn op de UT, noemt de campus 'een speciaal aspect van de UT, dat we graag zo willen houden'. Volgens Veltman buigt de Werkgroep Toekomst Studentenvoorzieningen zich niet over de vraag hoe de campus zo aantrekkelijk mogelijk kan worden gehouden, maar slechts over de vraag of het zelfbestuur van studenten gehandhaafd kan blijven.

'Wanneer studenten door gebrek aan geld geen animo meer hebben de campus te besturen, gooien we er gewoon een aantal bestuurdersbeurzen tegenaan. En wordt het zelfbestuur niet beter van kwaliteit of zelfs minder, dan neemt het College van Bestuur het over.' Een andere oplossing is er voor de Collegevoorzitter niet. 'We kunnen van het campusterrein geen kermis maken.'

Van Vught ziet het, net als zijn voorganger Theo Popma, duidelijk anders.De rector is eveneens voorzitter van de toetsgroep die over het rapport van de Werkgroep Toekomst Studentenvoorzieningen advies uitbrengt aan het College van Bestuur. Popma pleitte voor werkstudenten en ook zijn opvolger is hevig gecharmeerd van het Amerikaanse systeem waarin studenten veel werken naast hun studie. Van Vught vindt de universiteit eigenlijk een beetje saai en de campus is daar geen uitzondering op. De uitstraling deugt niet. 'Het moet leuker. Spannender. Waarom beginnen de studenten niet met een rijdende pizzabus of een tweedehands boekwinkel? Zo'n winkel waar je de boeken eerst leest voordat je ze aanschaft. En waar zijn de terrassen? Laten studenten de supermarkt overnemen en een taxicentrale opzetten. In de middagpauze wil ik donuts kunnen eten.'

Tonnie Buitink, al een kwart eeuw regelneef van de afdeling Cultuur, lacht schamper wanneer hij de plannen hoort. 'De campus is het hart van de universiteit en moet bruisen. Studenten zouden 'm ook zelf draaiende moeten houden. Die tijd is voorbij. Ze mogen 'm wel inrichten, maar niet zonder voor ieder wissewasje toestemming te vragen.' Ook het feit dat verenigingen hoge huren moeten betalen wanneer ze een ruimte nodig hebben, zint hem niet. 'Het grote geld lonkt. Liever verhuurt de UT haar ruimte aan externe bedrijven. Je hebt de klink van de deur nog niet in de hand of de telmachine staat al aan. Stom natuurlijk.'

De betrokkenheid van personeel en studenten bij de campus is veranderd. Beide groepen zijn consumenten geworden. Al vindt Bert Bokhove, directeur van de Stichting Studentenhuisvesting Drienerlo, het een misvatting te denken dat daardoor de betrokkenheid en studenteninspraak zouden afnemen. 'De invloed van studenten wordt juist groter. Als de universiteit niet doet wat de studenten willen, komen ze niet. Je wordt als directie gelijk afge- straft.'

Bokhove is bijna hartstochtelijk voorstander van de wet Modernisering Universitaire Bestuursorganisatie, die een einde maakt aan de raden- en koepelstructuur van de UT. Universiteiten krijgen een bedrijfsmatige opbouw met een medezeggenschaps- of ondernemingsraad in plaats van een universiteitsraad. 'Als het om grote ingrijpende beslissingen over de campus gaat, zijn er in het huidige systeem al zeven bestuurlijke gremia die inspraak hebben: het College van Bestuur, de Universiteitsraad, de secretaris van de UT, het Campuscollege, de Raad voor de Campusvoorzieningen, het campusmanagementteam en de Campusdirecteur. Dat is toch geen werken. Tegen de tijd dat een plan is vormgegeven weet niemand meer waar het werkelijk om ging.' Tonnie Buitink gebruikt woorden van gelijke strekking: 'Het is niet meer zo leuk om voor de UT te werken. Overal hoor je gekanker. Iedereen vergadert zich plat en er gebeurt niets. Het is fout gegaan nadat Enschede in 1994 tot Studentenstad van het Jaar werd uitgeroepen. We dachten dat we er waren. Zijn allemaal op de campus gaan kwijlen. Maar een mooie bloem heeft water nodig.'

Karin de Vries van het Campuscollege en lid van de WTS is het daarmee eens. 'Studenten moeten weer aan de macht. Waarom zou de supermarkt op de campus door buitenstaanders worden gerund? Dat kunnen wij ook. Waarom niet een groepje studenten op de plek van de Campusdirecteur? Tegenwoordig rest ons slechts advies te geven, dat vervolgens een zachte dood sterft. Zet op ieder niveau werkstudenten in. Voor het vullen van vakken in de supermarkt tot het leiding geven aan de UT-medewerkers.' Anderzijds waarschuwt ze voor een al te negatieve teneur. 'Er wordt heel makkelijk gezegd dat het niet goed gaat met de campus. Dat is niet waar. Er is nog steeds ruimte voor initiatief. En dat de RCV niet functioneert is misschien wel een teken van de tijd.'

De studenten moeten de drijvende kracht achter de veranderingen zijn. Zo niet, dan sukkelt de UT nog wel een tijdje door, maar zonder inspirerendeuitstraling. Initiatieven zullen niet van de UT-medewerkers komen, weet rector Van Vught. Voor hen is de universiteit een werkplek die ze terstond vergeten tot de volgende morgen wanneer ze 's avonds van het terrein afrijden. Hij is ervan overtuigd dat de UT best geld wil investeren in nieuwe plannen. Op termijn betaalt zich dat toch terug in de vorm van nieuwe studenten. Sterker nog, dat is de taak van het College: praten met gemeenten en bestuurlijke relaties om de grenzen af te bakenen waarbinnen de studenten kunnen opereren. Hoewel hij 'afbakenen' in dit geval liever niet gebruikt.

'De campus moet de wereld simuleren en wel op een aantrekkelijke manier. Het zou zo moeten zijn dat de UT in Nederland bekend staat als de universiteit waar alles mogelijk is. Daar mag je experimenteren, geld verdienen en fouten maken. Daar kun je leren wat leven is.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.