Betrouwbare gegevens over de arbeidsmarkt voor academici zijn op dit moment zeldzaam. In 1991 staakten de arbeidsbureau's hun registratie van werklozen per studieriching. En sinds kort hebben de universiteiten zelf wel plannen om samen het lot van hun afgestudeerden te gaan volgen; maar het duurt nog bijna twee jaar voordat dit resultaten oplevert. Tot die tijd blijft het behelpen.
Maar deze week komen er dan toch twee rapporten uit die, voor het eerst sinds drie jaar, een beeld geven van de arbeidsmarkt in een groot aantal academische disciplines. Het ene is gebaseerd op gegevens over 75 duizend academici abonnees van het weekblad Intermediair (1). Het andere betreft aanvullend onderzoek onder alfa's - omdat die het genoemde weekblad niet krijgen (2). Beide rapporten zijn voor minister Ritzen opgesteld door twee arbeids-en organisatiepsychologen van de Universiteit van Amsterdam.
De boodschap van het eerste rapport is dat academici, net als hbo-ers, op de arbeidsmarkt steeds breder uitwaaieren. Alleen accountants, informatici en journalisten komen doorgaans bij het beroep uit waarvoor ze zijn opgeleid. Maar verder komen mensen met hetzelfde diploma vaak in zeer verschillende functies, beroepen en branches terecht. De vliegtuigbouwer wordt automatiseerder, en de psycholoog wordt personeelschef.
Typerend
Deels is dat typerend voor tijden met hogere werkloosheid: men neemt genoegen met werk dat niet naadloos op de studie aansluit. Maar onderzoeker Dick de Gilder signaleert ook structurele veranderingen. Het aantal leidinggevende functies daalt en het belang van kleinere bedrijven groeit - ook voor academici. Dat vergroot de diversiteit van de arbeidsmarkt.
'Vooral de sterke opkomst van de zakelijke dienstverlening is opvallend', vindt De Gilder. Naast advocaten-, architecten en ingenieursbureau's telt deze branche een sterk groeiend aantal automatiseringsbedrijven, financiële en andere dienstverleners. Terwijl de multinationals inkrimpen, zorgen deze kleinere bedrijven voor veel nieuwe banen.
De cijfers laten een lage werkloosheid zien bij de TU-ingenieurs (3,8 procent) en een hoge onder Wageningers (9 procent). Bij de bèta's varieert het beeld: biologen komen al jaren moeilijk aan werk en krijgen gezelschap van geologen en milieukundigen. De informatici gaat het juist voor de wind.
Vergeleken met onderzoek van drie jaar geleden (3), valt vooral op dat de arbeidsmarkt voor juristen sterk verslechtert (van 2,9 naar 5,2 procent werkloosheid). Tegelijk blijkt de situatie bij de gammastudies wat verbeterd. Dat komt vooral door de grote vraag naar pedagogen en onderwijskundigen.
Alfa's
Uit het tweede onderzoek, dat 2650 afgestudeerden van de laatste tien jaar telde, blijkt dat de universitaire alfa's er het slechtst aan toe zijn. Bij 'kunstwetenschap' is zelfs eenzesde werkloos; ook geschiedenis en kunstgeschiedenis leveren nog steeds veel werklozen. Een verandering is erechter bij de moderne talen: Neerlandici komen moeilijker aan werk dan in '93, terwijl vooral mensen met Frans het juist makkelijker hebben.
Gemiddeld is 8,5 procent van de ondervraagde alfa's officieel werkloos. Daarnaast zijn er 6,2 procent baanlozen die op dit moment geen werk zoeken - en nog eens ruim 20 procent mensen die wel werken, maar op zoek zijn naar een andere baan. Want zeer veel alfa's beginnen met tijdelijk werk, beneden hun opleidingsniveau. De onderzoekers spreken van een aanzienlijke 'onderbenutting', die in de loop van de carrière nog wel afneemt.
Maar liefst 43 procent van de alfa's is ontevreden over de aansluiting tussen studie en werk. En als hen gevraagd wordt waar de opleiding meer aandacht aan moet besteden, noemt bijna de helft van de ondervraagden: 'praktijkkennis, contacten met het veld'. Daarna het meeste genoemd is: informatie over beroepsmogelijkheden.
Nieuwe, praktijkgerichte alfastudies zoals 'Europese studies' en 'algemene letteren' krijgen in het rapport aparte aandacht. Meer dan 90 procent van de afgestudeerden in deze richtingen heeft een baan. Maar niet alles is rozegeur: de helft van de mensen uit deze richtingen blijft hangen in banen beneden academisch/hbo-niveau. Een geval van 'ernstige onderbenutting', vinden de onderzoekers. En ruim eenderde is dan ook ontevreden over de aansluiting tussen studie en werk.
Bronnen:
(1) A.E.R. Bos en T.C. de Gilder. De arbeidsmarkt van hoger opgeleiden. OCW, beleidsgerichte studies HOWB, nr 42. Oktober 1996 (geantedateerd).
(2) A.E.R. Bos en T.C. de Gilder. Onderbenutting of aansluiting op langere termijn? De arbeidsmarkt voor academici in de sector Taal en Cultuur. OCW, beleidsgerichte studies HOWB, nr 41. Oktober 1996 (geantedateerd).
(3) A.C. van der Neut e.a. De werkloosheid onder hoger opgeleiden in 1993. O&W, achtergrondstudies HOWB, nr 21. Augustus 1994.