Blij met plek in het lab

| Redactie

In 1981 gevlucht uit Hongarije voor het communisme. Alhoewel, vluchten wil Attila Csaki, technisch ondersteuner bij de vakgroep Anorganische Materiaalkunde van de faculteit CT, het niet noemen. Weggelopen is een betere omschrijving, vindt hij. Eenmaal in Nederland heeft hij keihard moeten vechten om zijn doel te bereiken: een baan als technisch medewerker van een universiteit. Dat hij als schoonmaker heeft moeten beginnen, deert hem niet. 'Je moet je als buitenlander toch altijd eerst bewijzen. Dat zou een Nederlander in Hongarije ook moeten doen. Je bent immers een vreemde eend in de bijt.'

Werken, werken en nog eens werken, dat deed Attila Csaki (48) in Hongarije. Kon ook niet anders. Het was zijn enige optie om een fatsoenlijk belegde boterham op de plank te krijgen. Naast zijn baan als technicus werkte hij in het weekend in de metaalbewerking en sleutelde hij aan motoren. 's Avonds was hij geluidstechnicus van een Hongaarse band. In zijn vaderland kreeg hij weinig kansen. Immers als tegenstander van het communisme bood de regering veel weerstand. Zo mocht Csaki niet studeren en was zijn salaris aanmerkelijk lager dan dat van zijn communistische collega's. 'Ik verzette me nooit openlijk tegen de Hongaarse politiek. Dat was veel te gevaarlijk. Ik was alleen geen lid van de communistische partij. Ze vroegen wel regelmatig of ik lid wilde worden, maar ik verzon dan een smoes. Zo deden ze daar veel aan debatteren. Urenlang. Ik vertelde dat ik dat niet kon, nog niet aan toe was.'

Een keer in de drie jaar kregen Hongaren de kans om een bezoek aan het buitenland te brengen. Bij goed gedrag verstrekte het rijk hen een paspoort voor dertig dagen. Pas op zijn eenendertigste kregen Csaki en zijn vrouw de kans de Hongaarse grens te passeren. Omdat zijn vrouw vrienden in Nederland had wonen, kwam hij hier in 1981 terecht. Definitief.

'De eerste drie jaar in Nederland was de slechtste tijd van mijn leven. Na het harde zwoegen, had ik opeens niks meer te doen. Zonder verblijfsvergunning werken mocht immers niet en er restte dus niets anders dan wachten en Nederlands leren,' vertelt Csaki. Toen de verblijfsvergunning na drie jaar eindelijk in de pocket zat, begon het solliciteren voor de technicus en zijn vrouw. Eenvoudig was dat niet. De technicus was ondertussen al 35 jaar oud en bovendien buitenlander. Duizend sollicitaties verder had Csaki nog geen baan. Een baan als technisch medewerker van een universiteit, zijn grote wens, leek er al helemaal niet meer in te zitten. Want wie wil er nu een Hongaar in dienst nemen als er genoeg Nederlands personeel is? Zeker als je bedenkt, dat de techniek in Hongarije van een veel lager niveau is dan hier.

Csaki gaf niet op en besloot op een andere manier een Nederlandse universiteit binnen te komen. Niet als technicus nu, maar als schoonmaker. Na een half jaar besloot het schoonmaakbedrijf GOM Csaki een kans te geven. 'Ik heb riolen gereinigd, het smerigste werk gedaan, maar het kon mij niet deren. Dit was immers de kans om eens op de UT rond te neuzen. Ik ben bij zo heel wat vakgroepen binnen geweest en heb ze gevraagd of ze een technisch medewerker nodig hadden. Na anderhalf jaar had ik eindelijk beet bij WB, bij de stichting Materiaalkunde,' aldus Csaki.

Een half jaar kreeg de techneut de kans om zich te bewijzen. Niet als volwaardig medewerker, maar als vrijwilliger. Na die periode mocht hij vier uur per dag betaald aan de slag wat een paar maanden later werd uitgebreid tot acht uur per dag. 'Dat was prachtig werk. Het mooiste werk dat een technicus zich kan wensen. Helaas ging de stichting failliet en stond iedereen op straat. Ik kon weer van voor af aan beginnen. Dat was vier jaargeleden.'

Chemische Technologie bood een oplossing met een baan als amanuensis bij de vakgroep Organische Chemie. 'Dat werk was niet geschikt voor mij. Ik moest veel te veel stil zitten achter een bureau. Ik verveelde me. Daarnaast had ik geen eigen plek. Elke drie maanden assisteerde ik bij een ander practicum en wisselde dus van stek.' Het rustige werk bood Csaki wel de gelegenheid om zijn propaedeuse milieutechniek aan de HTS te halen en zijn Nederlands bij te spijkeren. Na drieeneenhalf jaar zoeken naar een voor hem leuker alternatief, kon hij bij Anorganische Materiaalkunde aan de slag als technisch ondersteuner. Zijn huidige functie. Als Csaki daarover vertelt, verschijnt een brede lach op zijn gezicht. 'Ik ben nu eigen baas. Ik bouw opstellingen van de eerste schroef tot de gaschromatograaf. Ik verveel me geen moment. Er is altijd wel wat te doen.'

Voor Csaki leverde veel strijd om zijn grote wens te realiseren. Daarbij incasseerde hij de nodige klappen. De techneut doet er bescheiden over. 'Ach, wat moet je anders. Waar je ter wereld ook woont. Je zal altijd moeite moeten doen om iets te bereiken.' Dat hij onderaan heeft moeten beginnen, deert hem niet. Dat hoort er gewoon bij, volgens Csaki. 'Je moet je als buitenlander altijd eerst bewijzen. Dat zou een Nederlander ook in Hongarije moeten doen. Je bent immers een vreemde eend in de bijt.'

Heimwee naar Hongarije heeft hij nog geen moment gehad. De enige reden waarom hij het land af en toe nog bezoekt is zijn moeder. Liever laat hij zijn familie naar Nederland komen. 'Met Hongarije heb ik niks meer. Als ik bij de grens sta, voel ik niets. Bij Gronau daarentegen gaat mijn hart goed tekeer. Nederland is mijn thuis,' aldus Csaki.

De val van de muur heeft diepe indruk op de Hongaarse Nederlander gemaakt. Met wapens heeft hij het communisme nooit willen bestrijden. Zijn vrienden wel. 'Sommige zijn van de ene op de andere dag verdwenen. En toen opeens viel de muur. Zomaar, zonder bloedvergieten. Jarenlang heb je mensen verloren en is er gevochten en dan gebeurt er zoiets, als vanzelf. Het communisme heeft zoveel mensenlevens gekost en verdwijnt zonder een druppel bloed. Wonderbaarlijk.'

Suzanne Huibers

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.