De chipkaart zelf gaat een minimaal aantal gegevens bevatten. Uiteraard moeten het saldo en bibliotheeknummer direct van de kaart zijn af te lezen, maar er staat bijvoorbeeld niet op bij welke afdeling iemand werkt. Dergelijke gegevens zijn opgeslagen in een centrale database. Dit brengt verschillende voordelen met zich mee. Het betekent dat iemand niet meteen een nieuwe kaart nodig heeft als hij of zij bij een andere afdeling komt te werken, ook kan de toegang tot allerlei voorzieningen als gebouwen en netwerken slimmer georganiseerd worden. Een dienst kan zelf beslissen tot welk niveau de beveiliging van computers en netwerken geregeld moet zijn. Als toegang hiertoe strikt persoonlijk is, dan moet de medewerker zich identificeren met de pincode van de chipkaart. Gaat het erom alleen een bepaalde groep toegang te verlenen (bijvoorbeeld alle bewoners van het CT-gebouw), dan kan deze groep met behulp van de database eenvoudig geselecteerd worden.
Naast de al bestaande betaalfunctie die loopt via de zogenaamde opwaardeerautomaten, is de nieuwe kaart ook een (Postbank-)chipper. De twee systemen zijn gescheiden, waarbij de 'oude' functie via een gesloten beurs werkt. In dit systeem wordt het door de apparaten verzamelde geld geclaimd door de diverse kantines, mensa en bibliotheek. De 'nieuwe' chipfunctie is een systeem met een open beurs, en is niet bruikbaar bij UT-diensten. Dat verandert echter op het moment dat de Euro zijn intrede doet. Dan zal het chippersysteem van de Postbank de enige betaalmogelijkheid op de kaart zijn. Munten en briefjes in een apparaat stoppen zal dan op de UT tot een gedateerd technologisch tijdperk behoren.