Henkjan Gersen, de onafhankelijke voorzitter van de centrale studentenraad, heeft zich teruggetrokken in de toren van het EL/TN-gebouw waar hij in alle rust aan zijn afstudeeronderzoek werkt. De helft van zijn studententijd zette hij zich in voor de universiteitspolitiek, anderhalf jaar voor de universiteitsraad en één jaar voor de CSR.
Het belangrijkste wat Gersen van die jaren geleerd heeft, is dat hij niet in de politiek thuishoort. 'Ik wilde meepraten over beleid, over de kwaliteit van onderwijs. Ik kwam om inhoudelijke discussie te voeren. Maar dat is zelden de hoofdzaak in het debat geweest. Het laatste jaar hebben we het alleen maar over bevoegdheden en regelgeving gehad. Aan echte materie kwamen we nauwelijks toe.'
Een wat tragische bevinding voor iemand die zoveel energie stak in het slagen van de CSR. Gersen had als enige van de negen studenten die begin 1998 toetraden tot de CSR in de U-raad gezeten. Hij beschikte dus over know-how, en werd gezien als de aangewezen persoon om het voortouw te nemen in de vormgeving van het nieuwe orgaan. Hij leverde zijn stemrecht in en werd onafhankelijk voorzitter.
Gersen bleek bereid de stap terug te doen waar andere U-raadsleden - personeel én studenten - voor pasten. Natuurlijk met tegenzin: de MUB maakte Gersen van medebestuurder tot medezegger, en dat scheelt nogal. De raad moest macht inleveren, daar kwam de bestuursreorganisatie, die Den Haag begin 1997 aan alle universiteiten oplegde, op neer.
Waar de U-raad de begroting vaststelde en bij elke vergadering van het college van bestuur aanzat - de vinger met andere woorden diep in de pap had - zijn de CSR en de COR zwakker, veel zwakker. Instemming onthouden, dat is het zwaarste middel van de medezeggenschap. De rechter mag dan beslissen of het niet-instemmen terecht is, en hij beoordeelt dat op grond van de gevolgde procedure en niet op inhoudelijke argumenten.
Voor de colleges van bestuur was de MUB dus een geschenk uit de hemel, en voor het CvB-Van der Hek zou het dat zeker hebben kunnen zijn. Want op zichzelf had de U-raad veel voordelen. Als enige universiteitsraad van Nederland zaten studenten, wetenschappers en ondersteunend personeel - drie verschillende belangengroepen - in dezelfde politieke fracties en werkten voorbeeldig samen. De Twentse U-raad was volledig 'ontzuild' en daarmee uniek.
Deze harmonie had tot gevolg dat het algemeen belang van de universiteit vaak uitsteeg boven dat van de eigen kraam van de vertegenwoordigers. Zo was het een ongeschreven regel dat studenten het woord voerden op specifieke professorenaangelegenheden, professoren pleitten voor een typische dienstverleningszaak, en zo verder.
De MUB als kado dus, want de kaderwet stelde het CvB in de gelegenheid de angel uit de U-Raad te halen zonder het beestje zelf te laten sterven. Ritzen liet in zijn wet namelijk de keuze open voor een gedeelde dan wel ongedeelde medezeggenschapsraad. Bij een keuze voor een ongedeelde raad zou het CvB het grootste rendement behalen: de synergie van de U-raad zou behouden blijven, terwijl het bestuurlijke gif eruit zou gaan.
Maar het college koos voor gedeeld, op 1 mei 1997 om precies te zijn. Aanvankelijk tot ieders verbazing, al snel tot ieders ontsteltenis. Twee afzonderlijke raden moesten er komen, een studentenraad en een ondernemingsraad, die elkaar in bepaalde kwesties (zo schrijft de MUB voor) zouden vinden in een gemeenschappelijke vergadering (de CGV). Hoofdargument van het college: wie met het verleden breekt, moet het goed doen. De onvermijdelijke frisse wind, het veranderen om de verandering.
Badwater
Het kind met het badwater - dat lijkt ruim een jaar later het resultaat van die breuk met het verleden. De frisse wind bleek bedompte lucht. Om te beginnen komt dat door een neveneffect dat de bestuurders op voorhand hebben onderschat: het sterk uitgedijde vergadercircuit.
De U-raad kwam maandelijks samen en dat vergde van het college en de raad, buiten die vergadermiddag, één voorbereidingssessie. Nu zijn er drie vergaderorganen, de CSR, de COR en de CGV, die alle net zo vaak samenkomen als de U-raad deed. Een factor drie meer vergaderingen dus, en dus ook drie keer zoveel werk: voor al die zittingen moeten stukken worden doorgenomen, agenda's worden bepaald, en standpunten worden ingenomen.
Die zes samenkomsten leveren per maand een onverkwikkelijke hoeveelheid bedrukt papier op - stukken, notulen en rapporten die over en weer ook nog eens op tijd gelezen moeten worden. Want wil de centrale gemeenschappelijke vergadering kunnen functioneren, dan moeten de COR en de CSR in vrijwel constante staat van overleg verkeren. En dat mislukt tegenwoordig wel eens.
Zoals vlak voor het zomerreces bijvoorbeeld, toen het CvB de CSR vroeg om instemming te verlenen aan de nota over de toekomst van de campus. Tezelfdertijd lag een stuk over de herdefiniëring van de dienstverlening op het bord van de COR. De ondernemingsraad wilde een besluit over de dienstverlening over de vakantie heentillen, en weigerde in te stemmen.
Omdat de campus en de dienstverlening diep met elkaar verstrengeld zijn, verzocht de COR de studenten hetzelfde te doen. Die kozen echter voor hun eigen belang en verleenden instemming aan de nota Toekomst Campus. Omdat de twee plannen sterk op elkaar ingrijpen, ziet de COR zich nu geplaatst voor een vrijwel voldongen feit.
In een ongedeelde raad zou een meningsverschil tussen studenten en medewerkers niet zo ver hebben kunnen doorzetten.Natuurlijk botsten de belangen in de U-raad ook wel eens. Maar als daar volgens studenten de bibliotheek in tentamenweken tot middernacht open moest zijn, terwijl het personeel om half zeven aan de aardappelen wilde zitten, dan kwam het binnen de fracties tot een vergelijk: de bieb bleef open tot tien uur.
Neveneffect
'De CSR danst naar het pijpen van het college', zal de COR gedacht hebben, en dat raakt aan een tweede vervelend neveneffect: de weggevallen opvang van de studentleden. In de oude U-raad was die opvang optimaal. Eénderde van de vijfentwintig zetels werd bekleed door studenten, de rest door wetenschappelijk en ondersteunend personeel.
Omdat die laatste groep vaak voor langere tijd in de raad plaatsnam, werden de onervaren studenten binnen de fracties aan de hand genomen tijdens hun eerste - en vaak laatste - jaar in de raad. Volgens Gersen is die kennisoverdracht een groot gemis in de nieuwe opzet. 'Het kost tijd om in de gaten te krijgen hoe het spelletje werkt, waar de beslissingsmomenten liggen, hoe je een standpunt het beste naar voren kunt brengen.
In de U-raad had je bovendien de zogenaamde buitenleden', vervolgt Gersen. 'Dat waren zwaargewichten van buiten de UT met vaak enorme bestuurlijke ervaring. Daar stak je als student enorm veel van op. In de CSR moet je het met een jonge, onervaren groep zelf allemaal uitzoeken.'
Dat laatste is niet helemaal waar, want nog altijd is er de studentenvakbond SRD. Toen in januari de raden aantraden, bleken de bevoegdheden van de CSR vaag omschreven en beneden het wettelijk minimum te liggen. Met hulp van de SRD heeft het dagelijks bestuur van de CSR toen zijn eigen reglementen geformuleerd en neergelegd bij het CvB, dat eind mei akkoord ging.
Welbeschouwd draait het gedeelde-radensysteem pas sinds dat moment op volle sterkte. Het CvB vindt het daarom te vroeg om nu al te oordelen. Maar dit najaar starten volgens wettelijk voorschrift de eerste evaluaties al, omdat er op 1 mei 1999 voor de volgende vijf jaar gekozen moet worden voor gedeeld of ongedeeld.
De vraag is of het college van bestuur überhaupt nog terug kan. Hoewel collegevoorzitter Van der Hek zegt dat hij 'geen enkel dogma aanhangt inzake de radenstructuur', lijdt het CvB ongehoord gezichtsverlies als het straks zou besluiten toch over te gaan op ongedeeld. Want hoewel dat het slimste lijkt, heeft het CvB zijn zin reeds te hard doorgezet om nog op zijn schreden terug te kunnen keren.
Gelet op de voorgeschiedenis lijkt 'doordrammen' de enige juiste term, en die voorgeschiedenis maakt tevens op pijnlijke wijze het verschil duidelijk tussen medezeggen en medebesturen. Als de wassen neus van de medezeggenschap ergens zichtbaar werd, dan was het wel toen het CvB koos voor de gedeelde structuur.
Want niet vaak was er op de UT zo weinig draagvlak voor een beslissing met zulke verstrekkende gevolgen. De U-raad, de SRD, de cultuur- en sportkoepels, vrijwel alle campuspartijen,en zelfs de vakbonden - allemaal wilden ze een ongedeelde medezeggenschapsraad. Maar het CvB gaf geen krimp.
Zowel de U-raad, uiteraard niet beslissingsbevoegd op het gebied van MUB-zaken, als de SRD stapten in augustus 1997 naar de Almelose rechter. Beider beroep werd afgewezen omdat het CvB geen procedurefouten had gemaakt.
'Dat was het begin van een lang bekvechttraject', aldus de SRD. En dat is nog steeds niet teneinde: in Almelo ligt een tweede beroep op de plank, dit keer tegen de beslissing van de landelijke geschillencommissie in Woerden, die net als de Almelose rechtbank het CvB in het gelijk stelde.
Intussen doet diezelfde SRD zijn uiterste best om de gedeelde medezeggenschap te laten slagen. Niet alleen staat de vakbond de CSR met raad en daad bij, ook organiseerde de SRD vorig jaar cursussen MUB en medezeggenschap voor leden van de studentenraden op centraal en facultair niveau. Want gedeeld of ongedeeld, het universitaire leven gaat gewoon verder.
Niet lang geleden, zo vertellen leden van de COR, vergeleek collegevoorzitter Van der Hek de bemoeienis van personeel en studenten met het UT-beleid met vakkenvullers die zich bemoeien met de soorten hagelslag die Albert Heijn in de schappen zou moeten zetten. Wassen neus of niet, zolang bestuurders zó over medezeggenschap spreken, moet het onderste uit de kan worden gehaald.