De thuiswonenden zitten daarmee betrekkelijk ruim in hun geld. Zij geven volgens het NIBUD-onderzoek niet meer dan 610 gulden uit en houden dus ongeveer 150 gulden per maand over. Wie op kamers woont, heeft doorgaans veel meer moeite om rond te komen. Volgens het NIBUD houdt die aan het eind van de maand welgeteld twee gulden over.
Althans, gemiddeld. Want een flink aantal studenten staat rood. Ook wie thuiswoont, heeft wel eens schulden, maar die zijn dan vaak veel minder groot. Een op de zeven studenten uit het onderzoek heeft zelfs een schuld van meer dan 1500 gulden, en dat zijn bijna allemaal kamerbewoners.
Het NIBUD-onderzoek bevestigt opnieuw dat de werkelijkheid van de wet op de studiefinanciering alleen op papier bestaat. Om te beginnen geven kamerbewoners ongeveer honderd gulden per maand meer uit dan de studiefinancieringsnormen voorschrijven. Thuiswonenden zitten met hun uitgaven juist ver onder die normen.
Daarnaast hebben studenten heel andere bronnen van inkomsten dan voormalig minister Ritzen bedoeld had. Slechts zeventien procent van de ondervraagden blijkt te lenen. Daar staat tegenover dat zo'n tachtig procent van hen een bijbaantje heeft. Kamerbewoners verdienen daarmee gemiddeld 600 gulden
bij, thuiswonenden ongeveer 480 gulden.
Deze uitkomsten wijzen in dezelfde richting als wat andere onderzoeken aan het licht hebben gebracht. Het Centraal Bureau voor de Statistiek becijferde dat studenten 1500 gulden per maand uitgeven. En het Nijmeegse instituut IOWO kwam vorig jaar zelfs tot een bedrag van 1875 gulden. Maar het IOWO hield zelf een slag om de arm: zijn cijfers waren `rafelig'. Uit elk nieuw onderzoek blijkt weer dat studenten liever bijverdienen dan lenen.
Het NIBUD plaatst zelf overigens een kanttekening bij zijn onderzoek. De ondervraagde studenten zijn bezoekers van de Intermediair Studentensite. Daardoor zijn ouderejaars waarschijnlijk oververtegenwoordigd. Dat verklaart misschien dat één op de zeven studenten uit het onderzoek een auto
heeft. Het CBS hield het dit voorjaar op één op de vijftig.