Eerlijke procedures maken afvalverwerkingsinstallaties 'acceptabel'

| Redactie

Onbekend maakt onbemind, zo blijkt uit het promotieonderzoek van Mirjam Galetzka. Zij vroeg omwonenden van afvalverwerkingsinstallaties (AVI's), omwonenden van AVI's in aanbouw en mensen die niet bij een AVI in de buurt wonen, hoe zij op de bouw van een nieuwe AVI in hun buurt zouden reageren. Verrassend genoeg blijken degenen die het minst met een AVI te maken hebben het meest negatief. Volgende week donderdag verdedigt Galetzka haar proefschrift 'In the neighbourhood: explaining local opposition to the siting of waste facilities in the Netherlands'.

Mirjam Galetzka werkt bij toegepaste communicatiewetenschappen (TCW) van de UT. Als pas afgestudeerde Nijmeegse sociaal-psychologe met een sterke belangstelling voor milieuvraagstukken verkaste ze in 1993 naar Twente. Galetzka: 'In die tijd was afvalverwerking een hot issue. Zo was er nogal wat commotie rond een verbrandingsinstallatie in Weurt, bij Nijmegen, waar de buurt zich zorgen maakte over een mogelijk verhoogd risico op kanker. Ook had je toen de Lickebaertaffaire. In een polder bij Rotterdam werd een verhoogde concentratie dioxine in koeienmelk aangetroffen, en dat weet men aan een nabije verbrandingsinstallatie.' Deze maatschappelijke belangstelling leidde tot een voorstel tot onderzoek naar de reacties van omwonenden op de komst van een nieuwe AVI. Galetzka: 'Afvalverwerking werd altijd heel technisch bekeken, zo van: "Als we de uitstoot verminderen verminderen de klachten vanzelf ook". Dit onderzoek benadert het probleem op een andere manier.'

Rustig

Dat het de laatste jaren rustig is rond de AVI's betekent volgens Galetzka niet, dat haar onderzoek aan actualiteit verloren heeft: 'Mijn resultaten kunnen wat betekenen voor de aanpak van alle grootschalige overheidsprojecten. Van een Betuwelijn tot een nieuwe landingsbaan van Schiphol. De belangrijkste boodschap daarbij is dat er eerlijk gecommuniceerd moet worden, er rechtvaardige procedures gevolgd moeten worden. En dat voldoende tijd voor inspraak gereserveerd moet zijn.'

'Het liefst had ik een buurt van het begin tot het einde van hetproces gevolgd', vertelt Galetzka. 'Dus van voordat het plan er is tot en met dat de AVI er een paar jaar staat.' De beperkte duur van een promotie sloot dit uit, zodat Galetzka voor de één na beste opzet koos: 'Ik besloot de verschillende fasen bij drie verschillende groepen te bestuderen. Een groep niet-omwonenden, mensen die dus waarschijnlijk nog nooit iets met een AVI te maken hadden gehad, een groep omwonenden van een AVI in aanbouw en een groep die al langer bij een bestaande installatie woont.' Bij deze groepen, elk bestaande uit zo'n tweehonderd mensen, nam Galetzka vervolgens een vragenlijst af. Daarbij vroeg ze de omwonenden van een AVI en van een AVI in aanbouw om te beginnen zich voor te stellen, dat ze niet bij die installatie in de buurt woonden. Vervolgens peilde ze bij de drie groepen de voor- en nadelen die ze zagen in het wonen in de buurt van een AVI, de houding ten opzichte van het wonen bij een AVI (op een schaal van positief naar negatief) en de gedragsintentie bij de komst van een AVI in de buurt.

Uitkomst

Galetzka: 'De omwonenden van een AVI of AVI in aanbouw moesten zich dus eerst voorstellen dat ze daar niet woonden, en vervolgens vertellen hoe ze zich zouden gedragen als er een AVI in hun "nieuwe" buurt zou komen.' De opmerkelijke uitkomst was, dat de omwonenden van een AVI in aanbouw de minste nadelen zagen in de komst van die hypothetische installatie, en zich er het minst tegen zouden verzetten. Het negatiefst, en het sterkst geneigd tot verzet, waren degenen die nog nooit iets met een AVI van doen hadden gehad. De omwonenden van een bestaande installatie namen een tussenpositie in, maar neigden het meest naar het standpunt van de omwonenden van een AVI in aanbouw. Galetzka: 'Natuurlijk waren er ook nog allerhande verschillen binnen de drie groepen. Zo bleek de geneigdheid tot actief verzet tegen de komst van een AVI binnen elke groep sterk samen te hangen met de "zelfeffectiviteitsverwachting". Dat is een schatting van het eigen vermogen om bepaald gedrag te vertonen. In dit geval dus om zich tegen de komst van een AVI te verzetten.'

Beheersbaar

Maar hoe laat het zich verklaren, dat degenen die al met het verschijnsel AVI geconfronteerd werden zich minder snel tegen een hypothetische nieuwe installatie verzetten? Galetzka: 'De schatting van de grootte van het risico hangt samen met de opvattingen over de nadelen van de komst van een AVI en de inschatting van de beheersbaarheid van de risico's die met zo'n installatie gepaard gaan. Daarbij is het heel belangrijk waar men de informatie vandaanhaalt, en in hoeverre de leveranciers van die informatie vertrouwd worden.' Het cruciale punt is daarbij volgens Galetzka, dat omwonenden van AVI's (in aanbouw) een andere 'verificatiestandaard' hebben dan mensen die nog nooit iets met zo'n AVI van doen hadden: 'Niet omwonenden kunnen hun reactie vaak alleen baseren op kennis uit de tweede hand. Meestal is dat kennis die ze via de media verkrijgen. En de media zijn geneigd de risico's breed uit te meten.' De verificatiestandaard van met name omwonenden van een AVI in aanbouw is een hele andere: 'Deze mensen krijgen vanuit de overheid veel aanvullende informatie, waardoor ze vermoedelijk de algemene media ook met een positievere blik bekijken.' Daarbij is het wel een voorwaarde, dat de leveranciers van die informatie vertrouwd worden: 'Zodra ook maar de schijn van belangenverstrengeling gewekt wordt gaat informatie averechts werken. Want niets is zo moeilijk als het herstellen van vertrouwen dat één keer geschonden is. Daarom is het belangrijk dat de overheid bij klachten een echt onafhankelijk onderzoeksbureau inschakelt. Verder is openheid heel belangrijk, zodat de omwonenden het idee krijgen dat ze echt weten wat er aan de hand is.'

Dat de voorlichters dit ook leren blijkt volgens Galetzka bijvoorbeeld uit een aantal recente incidenten in de Boeldershoek in Hengelo: 'Daar is men zowel na een ongeluk met een vrachtauto als na de verbranding van wat asbest snel de buurt ingegaan, hoewel ze dat tweede incident gemakkelijk geheim hadden kunnen houden.' Dat de omwonenden van bestaande installaties wat sceptischer zijn dan die van installaties in aanbouw, verklaart zij deels uit de minder grote openheid in het verleden. Die heeft wantrouwen in de hand gewerkt. Verder is het waarschijnlijk zo, dat ouderwetse installaties inderdaad meer overlast geven dan moderne.

Essentieel

Openheid en vertrouwen zijn dus essentieel. Daarnaast is het belangrijk, dat bij de locatiekeuze en de inrichting van de AVI de juiste procedures eerlijk en open gevolgd zijn. Galetzka: 'Het gevoel van "procedurele rechtvaardigheid" is van levensbelang voor de aanvaarding van de uiteindelijke beslissing. Daarom is het jammer dat recentelijk de tracé- en de NIMBY-wet zijn aangenomen. Dat zijn wetten die de locale inspraak inperken om besluitvormingsprocedures te versnellen. Maar een groot deel van die traagte zit hem in de bureaucratische rompslomp, niet in de inspraak. Door die inspraak te beperken wakker je de gevoelens van onvrede en het wantrouwen aan, en dat zou uiteindelijk wel eens veel meer tijd kunnen kosten.'

Het is een praktisch advies van een praktisch wetenschapsmens. Het onderzoek waar Galetzka na haar promotie mee doorgaat is zelfs nog concreter: 'Ik ga, weer bij communicatiewetenschappen, kijkennaar de zorgbehoefte van mensen met reuma. Daar moet een meetinstrument voor ontwikkeld worden, dat toepasbaar is in de thuiszorg.'

Galetzka blijft dus in Twente, ze begint zelfs al te wennen: 'In het begin miste ik de zuidelijke gemoedelijkheid van Nijmegen wel, maar ik ben nu verhuisd naar een oud landarbeidershuisje bij Oldenzaal. Daar lopen de reetjes 's ochtends door je tuin. Prachtig, gewoon.'

Galetzka, M. (1998): In the neighbourhood: Explaining local opposition to the siting of waste facilities in the Netherlands. Enschede, Twente University Press. ISBN: 903 65 11 968

Mirjam Galetzka
Mirjam Galetzka

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.