Het idee achter de campus in de jaren zestig was om de studenten een 'krachtig studentenleven te bieden, waar in een ongedwongen samenleving grote mogelijkheden schuilen voor de vorming van de persoonlijkheid van studenten.' Natuurlijk hebben veel studenten de campus als woonplaats de rug toegekeerd. Op de studentenverenigingen na blijft de campus voor zowel cultuur als sport echter de ontmoetingsplaats.
In schril contrast met de kwaliteit van de tekst van Peter Huygen en Jules Schoonenberg staat het voorwoord van het College van Bestuur. In een brei van moeilijke woorden probeert het college uit te leggen waarom de campus zo uniek is 'naast de gangbare universitaire betonparken' in ons land. Het lijkt erop of het college hooguit bij Eindhoven en Delft op bezoek is geweest, want vooral de oudere universiteiten hebben vaak schitterende gebouwen. En zelfs op een op zichzelf lelijke locatie als de Uithof in Utrecht is de laatste jaren een aantal interessante gebouwen neergezet. Heel andere koek dan de meest recente campusarchitectuur. Nemen we een vijftal recente stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen onder de loep: het Collegezalencomplex, de Gastenwoningen, de Portiersloge, de Rondweg over de campus en de vernieuwde Vrijhof met boulevard en kunstwerk.
Het Collegezalencomplex is een fraai staaltje architectuur. Het is strak en rustig, aan de ene kant toegankelijk door het vele glas, aan de andere kant ontoegankelijk door de witte gekromde facade, uitlopend op een scherpe punt. De hermetische geslotenheid en barsheid van een gebouw als de Bastille ontbreekt hier echter. Ook de Gastenwoningen in rood, geel en blauw zijn mooi en speels en sluiten aan bij de opdracht die de hoofdarchitecten Ven Embden en Van Tijen in de jaren zestig kregen: 'Maak een mooie TH'. Jammer alleen dat de blauwe verf als natte mascara van het gebouw komt gedropen. Een droevig gezicht. Tot hier is er echter weinig mis. Maar nu de ellende. De portiersloge is niet voor niets bij het gereedkomen omgedoopt tot 'Checkpoint Charlie'. Een kille metalen facade siert de hoofdingang van onze universiteit. Enige menselijkheid of vriendelijkheid is dit gebouw vreemd, alsof het de ingang van een voetbalstadion is. Meteen achter deze draak begint de crossbaan, de rondweg over de campus waarmee de fietsvriendelijkheid en dus de studentvriendelijkheid weer wat verder de kop is ingedrukt. De vernieuwde Vrijhof tenslotte is een verbetering, alleen de vraag is voor wie. De Vrijhof verkeert sinds haar ontstaan al in een identiteitscrisis vanwege de multifunctionaliteit van het gebouw. Het is een verzamelpand voor cultuur, boeken, psychologen, dekanen, journalisten, pastores en nog meer. Helaas lijken de studenten(bijvoorbeeld de culturele verenigingen) het ook hier te verliezen van de congressen en conferenties die hier gehouden worden. De onderneming komt op de eerste plaats, en dit komt mede tot uiting in de vormgeving van de Vrijhof. Met de 'campusboulevard' is men er in ieder geval in geslaagd de campus een aardige promenade te geven. Het 'ontmoetingspunt' Information Plaza tussen Vrijhof en Bastille heeft inmiddels laten zien wat het waard is: een klok. Niet meer, niet minder. Niemand die er lekker gaat zitten, niemand die het echt mooi vindt. Een miskloon dus.
De conclusie is duidelijk. De Heren van Drienerlo moeten niet zo hoog van hun torentje blazen. Dat staat immers half onder water. In de geschiedenis van de vormgeving van de campus wordt duidelijk wat er van de Universiteit Twente geworden is: van een op de ontplooiing van de student toegesneden terrein naar een onderneming, waarin exploitatie en uitbating sleutelwoorden zijn geworden. Uitkijken dus dat het torentje niet verzuipt.
'Vormgevan aan de campus', 127 pagina's, tweetalige uitgave. Te koop bij Twente University Press en Broekhuis, f. 69,50.