In augustus leggen de verenigingen hun ei

| Redactie

De slag om de eerstejaars student is begonnen. Onder het mom van 'leer Enschede en de campus kennen' proberen alle studentenverenigingen in twee weken zoveel mogelijk aankomende studenten in te lijven. Want een goeie club heeft goeie mensen nodig, het liefst zoveel mogelijk. De plaats waar deze wervingsdrift zich concentreert is de Pakkerij, het studentengezelligheidsbolwerk aan de Oude Markt.

Een sterke, gezonde studentengezelligheidsvereniging zijn is één, die vereniging zo houden is iets heel anders. Alle soorten clubs, van bridgegezelschappen tot politieke partijen, moeten zich wapenen tegen de ziekte die verloop heet, maar nergens staat de continuïteit zo onder druk als bij studentenverenigingen.

De enige zekerheid die een vereniging van het laatste type heeft, is een jaarlijks terugkerende kaalslag. Elk jaar opnieuw zien studentenverenigingen op z'n minst twintig procent van het totale ledenbestand afkalven. Dit zijn de afstudeerders. Zij zoeken een baan en worden oud-lid. In het beste geval lopen ze af toe nog eens binnen, maar het trekken van de kar laten ze over aan de jonge garde.

In dat opzicht houdt een studentenvereniging ogenschijnlijk gelijke tred met de universiteit. Via de achterdeur verlaat een voorspelbare hoeveelheid studenten het pand, zodat de enige zorg lijkt er aan de voorkant net zoveel binnen te laten, liefst een beetje meer. Lukt dit niet, dan zijn de problemen legio - kijk naar de Universiteit Twente.

De gevolgen voor een studentengezelligheidsvereniging zijn mogelijk desastreuzer. De universiteit doet in kennisoverdracht en heeft daarvoor mensen in dienst die niet uit de studentenpopulatie worden geput. Een studentengezelligheidsvereniging doet vooral in gezelligheid en heeft geen vaste mensen in dienst die de randvoorwaarden voor die gezelligheid creëren. Sfeer en amusement moeten gegenereerd worden door de leden zelf.

Verse, actieve leden, voor een vereniging zijn ze motor en brandstof tegelijk. Zo bezien is augustus de meimaand in verenigingsland: de club kruipt uit z'n versleten opperhuid en moet zich verjongen. Dat dit huzarenstukje elk jaar opnieuw slaagt, is een sociaal wonder van de eerste orde, zeker als je bedenkt dat elke vereniging een andere opvatting heeft over wat gezellig is en wat amusant.

Een beetje vereniging zoekt met andere woorden ons-soort-mensen. Wat dit laatste precies betekent laat zich aardig bestuderen in de Pakkerij, het complex waar alle Enschedese gezelligheidsverenigingen onderdak vinden. Vier clubs van verschillende gezindte gaan er door dezelfde deur naar binnen, en wat dat betreft is de Pakkerij een sociaal fenomeen op zichzelf.

De vreedzame coëxistentie die binnen de muren van deze supersociëteit gehandhaafd wordt, is ondenkbaar in klassieke universiteitssteden als Utrecht, Leiden, Groningen en Amsterdam, en moet daarom waarschijnlijk gezien worden als een paradijselijk voorstadium van een nog in te treden verkilling.

De grootstedelijke praktijk leert namelijk dat opvattingen over wat gezellig en amusant is, moeilijk deelbaar zijn. Bezoeken over en weer lopen in deze steden dan ook meestal uit op hardhandige uitzetting van de visite. Zo gaat het verhaal van een warm onthaal op het Utrechtse Studentencorps van een clubje niet-leden dat zichzelf toegang had verschaft tijdens een besloten avond. De bezoekers kregen port en een rokertje, en warmden zichzelf onderwijl aan de haard die brandde op hun eigen kleding. Daarna werden ze de Utrechtse nacht ingestuurd.

Dat de verzuilde sfeer in de Pakkerij tot op heden niet is ontaard, lijkt te danken aan de aanzienlijke grootte van de onderlinge verschillen. Zo zijn het corporale Audentis en de christelijke studentenvereniging Alpha elkaars buren. De clubs verschillen zo fundamenteel van elkaar dat niet uit dezelfde vijver gevist hoeft te worden. Beide hebben zo hun eigen wijze van ledenwerven.

Audentis, met bijna vijfhonderd leden de grootste Enschedese vereniging, heeft zich uitermate goed toegerust op de verjongingskuur. Grootste troef lijkt het doegroepenoffensief. Zoals bekend moeten alle eerstejaars zich aansluiten bij een doe-groep, een clubje van tien dat door doegroep-ouders op sleeptouw wordt genomen. Er zijn 87 van die doegroepen, en Audentis levert papa's en mama's voor welgeteld 24 stuks.

Wat een voortvarendheid zou je denken, maar de achterliggende gedachte is natuurlijk de hoop dat de 24 keer tien Audentis-kinderen zich en masse zullen inschrijven bij de club van hun pappie en mammie. Wie maandagavond in T.R.A.M verbleef (de ruime, sfeervolle sociëteit van Audentis), moet toegeven dat daarvoor meer dan één reden aan te voeren is: live-muziek, veel vrolijk volk, en goedkoop bier. Activiteiten die voor tweerlei uitleg vatbaar zijn (instemming en afkeuring), zoals braspartijen, bierestafettes en ongeschoolde samenzang blijven tijdens de intro achterwege.

Bij Alpha, veruit de kleinste van de vier, gaat men nog prudenter om met de nieuwlichters. Als Mozes niet naar de berg gaat, komt de berg wel naar Mozes, lijkt men hier te denken. Maandagnacht, als Enschede voor het eerst weer op z'n kop staat, zit sociëteit Flux potdicht.

Inschrijven is ook de rest van de weken niet mogelijk. Geïnteresseerden, zo luidt de Alphafilosofie, moeten zich een aantal weken kunnen bezinnen op hun keuze. Hun telefoonnummers worden genoteerd, en als de hectiek van de introductie voorbij is, worden ze uitgenodigd voor een nadere kennismaking.

Hoe anders dan bij Audentis en het nog niet genoemde Taste, dat één verdieping lager resideert. Buitenstaanders doen het voorkomen alsof Audentis en Taste - dat duidelijk wél uit dezelfde vijver vist als haar iets grotere en oudere concurrent - zich bedienen van de tegengestelde methode, namelijk het stelselmatig ontzinnen van eerstejaars. Boze tongen doelen dan op het in overmaat toedienen van alcohol, waarna de aankomende academicus zijn wetenschappelijke loopbaan zou beginnen met het zetten van een kruisje onder een inschrijvingsformulier.

Bakerpraat natuurlijk, die teruggaat naar de ronselverhalen uit de Eerste Wereldoorlog. Het is een feit dat in beider sociteiten veel gedronken wordt, en een kleine kern van waarheid zal er misschien schuilen in de gesuggereerde methodiek. Maar wie, als de ontnuchtering is ingetreden, zijn lidmaatschap van een van beide verenigingen vergelijkt met een loopgravenoorlog, overdrijft een beetje.

Europese studentenvereniging Aegee, kleiner dan Audentis maar net iets groter dan Taste, vertrouwt op het extra vleugje dat zij eerstejaars te bieden heeft. De vereniging waant zichzelf de lachende derde in de strijd om de nieuwkomers. Aegee, zo luidt de gedachte, biedt niet alleen gezelligheid, maar zoekt de diepte door middel van uitgebreide Europese contacten.

Zit wat in, maar maandagnacht is de lol er bij Aegee al om twee uur af. De sociëteit oogt akelig leeg. Op de trap naar boven vraag je je af wat beter is: een goeie buur of een verre vriend.

Peter Buwalda

Wervende Audentis-studenten

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.