Met ingang van het studiejaar 1999-2000 valt de OV-kaart voor studenten onder de prestatiebeurs. Studenten die niet voldoende studiepunten halen moeten de kaart later terugbetalen. De kosten kunnen oplopen tot vijfduizend gulden per jaar. De keuze tussen week en weekendkaart blijft wel bestaan.
De OV-bedrijven krijgen volgens het contract 90 miljoen gulden extra voor het handhaven van de huidige kaart. Daarmee komt de totale prijs voor de OV-studentenkaart op 660 miljoen gulden per jaar. Het handhaven van de keuzevrijheid tot september 1999 kost de overheid nog eens 70 miljoen gulden.
Tot ongenoegen van de studentenvakbonden LSVb en ISO dreigde de keuze tussen een OV-week- of een OV-weekendkaart tijdens de formatie te sneuvelen. Maar vooral na aandringen van D66 en PvdA belandde de OV-studentenkaart in voorlopig ongewijzigde vorm in het regeerakkoord.
In het contract met de OV-bedrijven uit oktober 1997 stond al dat alle scholieren en studenten die vóór het begin van het studiejaar 1997-1998
een OV-kaart hadden, hun keuzevrijheid tussen week en weekendkaart houden. Alleen jongeren die pas vanaf het studiejaar 1997-1998 studiefinanciering ontvangen zouden de keus tussen week- of weekendkaart per 1 januari aanstaande verliezen. Studenten die bij hun ouders wonen kregen volgens dit oude scenario automatisch een weekkaart, studenten op kamers een weekendkaart.