opleidingen waren de deskundigen zeer te spreken.
De tien ulo's kwamen stukken beter uit de bus dan bijvoorbeeld hun broertjes en zusjes in het hoger beroepsonderwijs, waar het werkelijk gele kaarten en onvoldoendes regende. De kwaliteitscontroleurs konden goed vergelijken, want ze hadden dezelfde voorzitter: N. Ginjaar, oud-staatssecretaris van Onderwijs.
De huidige opzet van de ulo's dateert van 1988. Tot die tijd moesten aanstaande docenten zestig uur `hospiteren' (stage lopen) en een aantal colleges volgen. Dat bleek te mager: jonge docenten haakten na een jaar werken massaal af. Dat was reden om het praktische deel te intensiveren en de opleiding ingrijpend te vernieuwen.
Toch staat de lerarenopleidingen nog meer ingrijpende ontwikkelingen te wachten. Ze moeten het model van de technische universiteiten volgen, waar de reguliere studies vijf jaar duren. Studenten die naast hun diploma ook nog eens de bevoegdheid wil halen om les te geven, kunnen in die vijf
jaar een speciaal lerarenprogramma volgen. De bèta-studies aan de algemene universiteiten mogen van Ritzen voortaan ook vijf jaar duren, in plaats van de huidige vier jaar. Maar dan moeten zij wel al hun lerarenopleidingen laten `indalen' in het doctoraalprogramma. Deze deal sloten Ritzen de
universiteiten zo'n anderhalve maand terug af.
De drie TU's werken sinds kort nauw samen in een gemeenschappelijke Technische universitaire lerarenopleiding (Tulo). Eindhoven en Delft hopen zo ook hun gele kaart weg te poetsen. Samen met het wèl geprezen Twente zetten zij een gezamenlijk programma op.
Behalve de deal over het vijfde jaar dwong minister Ritzen ook een nieuw convenant voor de lerarenopleidingen af. Afgesproken is dat studenten eerder met de lerarenopleiding kunnen beginnen. Nu kan dat pas als zij hun doctoraal hebben gehaald. Ze moeten dan nog een vol jaar studeren. En dat is niet aantrekkelijk, zeker niet nu de banen voor jonge academici voor het oprapen liggen.
Volgens het nieuwe convenant zijn er vanaf 2001 drie keuzemogelijkheden om leraar te worden. Naast de oude post-doctorale opleiding is er dan een duaal traject. Daarin zitten studenten drie jaar in de schoolbanken, gevolgd door nog maximaal twee jaar waarin periodes van werken worden afgewisseld met studeren. In de derde variant tenslotte komt een afgestudeerde na een korte basisopleiding binnen het doctoraal als `leraar in opleiding' voor de klas te staan. Daarnaast studeert hij 's avonds in deeltijd verder. Ritzen verwacht dat er op deze manier in plaats van 800 leraren per jaar er straks 1200 worden opgeleid. Als beloning beloofde hij de universiteiten een verdubbeling van het huidige budget van 6 miljoen gulden voor de lerarenopleidingen. En dat geld hebben ze hard nodig. Gemiddeld kost een opleiding per student 20.000 gulden, terwijl daar maar 8.000 gulden aan subsidie tegenover staat.