Onbegrijpelijke conclusie in vastgoedplan

| Redactie

Onlangs werden we verrast met een drietal scenario's voor de toekomst van de campus. De titels zijn uitdagend en we komen aardige ideëen tegen, alhoewel het Zandvoort Ordening kennelijk niet meeviel om drie echt verschillende, maar consistente plannen te ontwikkelen. De aandacht voor het landschap doet me goed!

Mijn commentaar betreft allereerst de uitgangspunten. Het rijk heeft het landgoed Drienerloo destijds voor de symbolische prijs van f1 van de gemeente Enschede overgenomen. De toenmalige curatoren hebben het landgoed altijd met groot respect behandeld en getracht een goed evenwicht tussen bebouwing en natuur tot stand te brengen. Aanvankelijk kreeg dit respect vooral vorm in de grote terughoudendheid waarmee bomen gekapt werden. Bijna alle huisvesting kwam op de weilanden van het landgoed terecht. Pas veel later beseften we dat het nu juist de bosranden zijn die een hoofdrol spelen in het Twentse coulissenlandschap.

Het landgoed werd ook gezien als een publiek goed. Wandelaars waren welkom, evenals dagrecreanten. Bij het beheer van het terrein speelde mee verantwoordelijkheid ten opzichte van de gemeenschap, die van toen en die van de toekomst. Bezit van een landgoed is méér dan het kunnen beschikken over een 'commodity', een verhandelbaar goed.

Een aantal elementen hiervan vinden we terug in de scenario's, ook al ben ik het met de uitwerking niet altijd eens, maar dat komt straks aan de beurt. Nu gaat het over die verantwoordelijkheid. Daar valt in historische zin wel het een en ander te zeggen, met name als het gaat over grond. Grond is meer dan alleen een produktiemiddel, het is ook ruimte met alles wat daarmee samenhangt. We zien het in de vasthoudendheid waarmee oude bezittingen bij elkaar gehouden worden, vaak tegen economische overwegingen in, denk maar aan de Twickel. Als het rijk dan de eigendomsrechten over de UT overdraagt op het College van Bestuur dan gaat die verantwoordelijkheid voor het landgoed Drienerlo mee. In deze tijd betekent die verantwoordelijkheid met name toegang van het publiek tot het prachtige Twentse landschap. Daarbij komt de uitstekende aansluiting bij de naburige parken en landgoederen goed uit. Tegen deze achtergrond is de conclusie dat er een overschot is van 20 ha terrein volstrekt onbegrijpelijk.

Even verder lezen we dat 'hoogwaardig wonen een kostendekker' moet zijn. Daarmee zal niet de studentenhuisvesting bedoeld zijn. Moeten we dan (opnieuw) denken aan het verkopen van delen van de campus ten behoeve van huizenbouw? Is Drienerlo in de handen van een projectontwikkelaar gekomen? En hoe moet ik de opmerking plaatsen dat het 'landgoed in noordelijke richting uitgebreid moet worden' als er toch al een overschot is?

Terug naar de ruimtelijke indeling van de campus. Zoals gezegd is het Twentse landschap vooral bekend om zijn coulissen en bosranden. En natuurlijk om zijn essen en zijn terughoudende bouw. Het is daarom wat wonderlijk dat juist deze elementen niet genoemd worden en de aandacht gericht wordt op de landschappelijk veel minder belangrijke beken. Natuurlijk is die aandacht me heel welkom, maar hij mag niet ten koste gaan van de hoofdelementen. Aandoenlijk is de zorg voor onze es. De akker die zo genoemd wordt, is geen es, maar een kamp(je), een verhoogde akker. Als Twentenaren moeten we zuinig zijn op onze essen met hun landschappelijk elementen zoals boompartijen. Ons kampje ontroert echter maar weinigen. Kortom de vertaling van de zorg voor het landschap naar de concrete, Twentse, situatie behoeft nog wat luisteren naar de streek gevolgd door enig denkwerk.

(Prof.dr.D.Feil, Langenkampweg 97, 7522 LL Enschede)

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.