Leraren in rurale gebieden met computer bijscholen

| Redactie

'Onderwijs voor iedereen,' het was een van de leuzen waar het ANC de verkiezingen in Zuid-Afrika mee won. Maar hoe realiseer je dat in een enorm uitgestrekt land waar de apartheid weliswaar is afgeschaft maar de Zulu's, Xhosa's, Swazi's, Ndebeles, Sotho's, en Afrikaners nog erg aan elkaar moeten wennen? TO-student Edwin Agelink deed twee maanden onderzoek in Pretoria. Op de universiteit schreef hij een proposal over hoe je leraren uit rurale gebieden met behulp van de computer kunt bijscholen.

De ontvangst in Pretoria was allerhartelijkst. Edwin Agelink glundert als hij vertelt over de zijn eerste dagen in Zuid Afrika. 'De mensen van de universiteit weten hoe mooi Zuid Afrika is en willen dat graag delen. Baie lekker eten in goeie restaurants, chique uitgaan en leuke internationale huisgenoten. Maar ja, na een weekje kennismaken zit je alleen in je kantoortje zonder dat je precies weet wat je moet doen.'

Agelink reisde naar Zuid-Afrika met het idee dat hij informatiesystemen ging ontwerpen voor leraren uit rurale gebieden. Maar na een paar oriënterende dagen in Pretoria ontdekte de 27-jarige TO-student dat het vooronderzoek nog niet eens gestart was. Daarom besloot hij zelf maar een eerste opzet te maken. Op basis van een behoeftenanalyse en de plannen en wetten die na de afschaffing van de apartheid door de nieuwe regering zijn opgesteld.

'In '94 was de omwenteling. Het eerste wat het ANC wilde veranderen was het onderwijs', aldus Agelink. 'Democratie op de scholen was de strekking van een wetsvoorstel, een greenpaper, dat door de nieuwe regering werd opgesteld. Om de grotere vrijheid te realiseren dienden de curricula op de lagere scholen drastisch te veranderen. Daarom wordt er elk jaar een schooljaar hervormd. In 1997 werd begonnen met de eerste klas. In 2005 moet de hoogste klas in het primaire onderwijs aangepast zijn.'

Het niveau van de nieuwe curricula is volgens Agelink te vergelijken met het onderwijsniveau in westerse landen. 'En dat is ontzettend hoog voor leraren die in rurale gebieden lesgeven. Het onderwijs in de minder ontwikkelde delen van Zuid-Afrika is redelijk primitief. Vaak staan er óf geen banken óf geen tafels in een schoolgebouwtje, en ook de leermiddelen zijn gebrekkig: met een paar boeken en een schoolbord houdt het soms al op. Peuters en kleuters krijgen buiten les, onder een boom.'

'Bovendien zijn de meeste leraren op de arme overheidsscholen niet echt gemotiveerd', vindt Agelink. 'Ze worden onregelmatig en slecht betaald, zijn niet goed genoeg geschoold en zwarte mannelijke onderwijzers hebben in hun gemeenschap geen al te hoge status. Zodra de bel gaat rennen de leraren sneller het lokaal uit dan de leerlingen. Dat komt voor.'

Voordat leraren dus de nieuwe lesstof kunnen doceren moeten ze bijgeschoold worden. Maar hoe doe je dat in een uitgestrekt land als Zuid-Afrika? Met elf verschillende talen, veel oud zeer, en docenten die nauwelijks of niet gemotiveerd zijn? Agelink: 'Uit de behoefteanalyse bleek dat leraren computers machtig interessant vinden. Ze dachten dat een pc alles vanzelf kan. Tijdens de eerste trainingsronde viel dat behoorlijk tegen. De overwegend vrouwelijke docenten zwaaiden met de muis door de lucht of zochten de spacebar in de buurt van de aan-uit-knop. Een prachtig gezicht was dat. Maar ondertussen waren ze wel zeer gedreven aan het ontdekken hoe zo'n machine werkt.'

Daar moeten we gebruik van maken, dacht Agelink. Eerst zorgen we er voor dat alle leraren in community centers - dat zijn door de locale gemeenschapzelf gebouwde en beheerde buurthuizen - vertrouwd raken met computers. Vervolgens kan de universiteit in Pretoria via een eenvoudige collaborative workspace informatie en bijscholingsprogramma's aanbieden. Met e-mail kunnen de leraren dan bijvoorbeeld opdrachten ter correctie terugsturen. Uiteindelijk moet er een informatiestroom tussen universiteiten en community centers op gang komen.'

Agelink schrijft op dit ogenblik samen met medewerkers van de universiteit in Pretoria een voorstel dat naar verschillende fondsen wordt gestuurd. Die moeten uiteindelijk geld voor het project beschikbaar stellen. 'Of ik zelf bij de uitvoering van de pilot betrokken zal zijn? Natuurlijk hoop ik van wel, maar dat zal dan na mijn afstuderen zijn.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.