Werktuigbouwkunde is daarmee de enige ingenieurswetenschap waarvoor de perspectieven verslechteren. Ook andere onderzoeken bevestigen het beeld dat de arbeidsmarkt voor werktuigbouwkundigen niet zo rooskleurig is. In tegenstelling tot andere ingenieurs vinden ze bijvoorbeeld nauwelijks emplooi in de informatietechnologie.
Het vinden van een nieuwe baan kostte de doorsnee net afgestudeerde academicus in 1998 iets minder tijd dan een jaar eerder. Nieuwe ingenieurs deden het gemiddeld beter. Technisch scheikundigen hebben net als vorig jaar weliswaar acht maanden nodig om de eerste baan te vinden. En ook civieltechnici blijven met vijf maanden gelijk ten opzichte van vorig jaar.
Alle overige tu-studies scoren daarentegen stukken beter dan in 1997.
Zo kunnen technische informatici gemiddeld al na vier maanden de handen laten wapperen, in plaats van zes vorig jaar. Elektrotechniek daalde van zeven naar vijf maanden, technische bedrijfskunde van zeven naar zes en technische natuurkunde van acht naar zeven. Technisch wiskundigen vinden na gemiddeld vijf maanden een baan. Bij het vorige onderzoek zaten zij (samen met hun niet-technische vakgenoten) nog gemiddeld zeven maanden in de bijstand. Opvallend goed doen ook de architecten het. De gemiddelde bouwkunde-student hoeft nog maar vijf maanden te solliciteren, en dat was vorig jaar nog zeven.